Pagina:Heimans&Thijsse1907VanVlindersBloemenEnVogels 3rdedition.djvu/91

Deze pagina is gevalideerd

83

Indien ge eens gelegenheid hebt, een boer te vragen wat dat voor vreemde roode draden zijn, die gindsche brandnetels omstrikken, doe het dan: misschien hoort ge wel iets bijgeloovigs; waarschijnlijker evenwel is het, dat hij u een van de Nederlandsche namen zal opgeven; ja, als hij op een landbouwschool is geweest, misschien wel de latijnsche: Cuscuta europæa.

Dat Cuscuta beteekent: in elkaar gekronkeld zweepkoord; die naam is dus nog zoo kwaad niet.

Verzuim niet, wanneer ge Cuscuta vindt, een takje van de voedsterplant met een bundel bloeiende draden af te snijden. Leg het in een dubbelgevouwen vloeipapier of in een stuk filtreerpapier en dan tusschen een paar zware boeken; het is spoedig droog en blijft jarenlang goed. Al legt ge geen verzameling van gedroogde planten aan, zoo iets is een aardige herinnering aan uw zomeruitstapje, vooral wanneer ge het in latere jaren bij toeval eens weer in handen krijgt; zoo heel dikwijls in uw leven zult ge evenwel geen Cuscuta op brandnetels vinden; het duivelsnaaigaren is lang zoo algemeen niet als de netel zelf, of de Atalanta-rupsen, die er op leven.

O ja, nu moet ik nu nog het slot van den levensloop geven van onze overwinterde Atalanta, en dan wordt het tijd meteen een slot aan dit stukje te maken; ik zou nog wel een uur kunnen doorschrijven, zooveel is er op te merken aan dien onbeduidenden brandnetel en aan de planten en dieren, die met hem in gemeenschap, als vrienden of vijanden leven.

En heb ik u niet alles verteld, wat ik er van weet, er is nog veel meer, dat ik er nog niet van weet; probeer zelf maar eens er nog wat bij te vinden; dat lukt wel, want er zijn wel een honderd planten en dieren bekend, wier bestaan op een of andere wijze met den brandnetel