Pagina:HeimansEli1906MetKijkerEnBus.djvu/121

Deze pagina is proefgelezen

115

't Diertje is blijkbaar wanhopig еп wij wreede menschen blijven kijken en experimenteeren. De bij kan 't niet terugvinden; 't is ook àl te veel gevergd. We zullen 't nest maar weer verplaatsen en uit het doosje leggen, neen, wacht even, hij gaat kringen beschrijven in den omtrek van zijn vroegere kuil, daar zweeft hij om het doosje, zonder zich één oogenblik te bedenken, valt hij er op neer en... gaat voor onze oogen open en bloot aan 't werk. Een half uur hebben we 't diertje zien werken en zwoegen, een nieuwe cel bij de oude zien voegen, een ei leggen en voedsel halen, met aandacht het sluitstuk zien vastlijmen en toen, ja toen was de zucht tot experimenteeren ons al weer te sterk.

In een kleine zwarte, kartonnen insectendoos stond nu 't lucifersdoosje met het groene nest, en bedekte de vroegere mijnschacht. Het diertje kwam terug, trachtte onder de doos door te graven, wat hem gelukte, en kwam terug, met het groen blaadje nog altijd tusschen de pooten geklemd. Maar zijn nest heeft hij niet kunnen terugvinden. Hoe dwaas ook, om 't te verwachten, en, naar zulke proefnemingen, te willen oordeelen over 't verstand van 't dier.

Verbeeld u eenzaam wonende vrouw, die haar kind in haar hutje een oogenblik verlaat om melk te halen ver uit de buurt, en die bij haar terugkomst haar hutje niet terugziet, maar op de plaats daarvan een bosch vindt geplant en midden daarin een reusachtig gebouw. Zal die in zoo'n toestand bedenken, dat haar kind daar wel eens boven op die zwarte pyramide kon liggen, onder bladeren verscholen? Een mensch zou immers, in zoo'n geval plotseling stapel gek worden! En van een behangersbijtje verwachtten wij, dat 't vernuftig en kalm genoeg zou zijn, om al die hocus pocus te ontraadselen. 't Is nog de vraag wie de domste was, wij menschen of de bij.