XX.
Vrije duinen.
Er is geen wetsartikel, dat meer overtreden wordt dan Art. 461 Wetboek van Strafrecht. Wat mij betreft, als ik voor elke overtreding, die ik willens en wetens er tegen begaan heb, de daarop gestelde boete nog moest betalen, was ik geen dubbeltje meer rijk. Maar 't is me gelukkig altijd nogal meegeloopen. Wel is mij vaak genoeg, vooral in de duinen, door een veld- of boschwachter behoorlijk uitgeleide gedaan; ik ben ook herhaaldelijk bekeurd als ik aan den eenen kant er uitgezet, aan de andere weer binnen was gekropen; en eens heb ik als een betrapte booswicht, mijn plantenbus moeten leeg pakken en een uitgestoken viooltje weer netjes in den grond moeten zetten.
Al storen wij natuurvrienden uit de stad ons maar een bitter beetje aan het verbiedend plankje, 't is toch een vervelend gevoel ergens te loopen wandelen, waar je elk oogenblik een boschwachter kunt zien opduiken, die je nijdig vraagt of je permissie hebt; en dubbel te waardeeren is een duinwandeling als wij, ook zonder permissie, en zelfs in den fazantentijd, niet steeds herinnerd worden aan 't feit dat wij op verboden terrein zijn.
Dat is werkelijk een half uurtje verder sporen waard. Als ik in den voorzomer eens heerlijk en op mijn gemak langs