Pagina:HeimansEli1906MetKijkerEnBus.djvu/136

Deze pagina is proefgelezen

130

ееn dicht gordijn van groen, dat zijn de bosschen achter de „Brabantsche Landbouw".

De Papenberg zelf is niet sterk bewassen; wel groeien er verscheidene zeldzame planten, о.а. de mooie, kleine pyramiden-orchis, maar daar kijkt alleen een plantenkenner na. De noordelijke helling evenwel (die naar 't station is gekeerd) is onderaan geheel verscholen in een dichten kring van hoog geboomte en struikgewas. Wordt het u daar boven te warm of te zonnig, rol dan of duikel, hol of schuifel, al naar leeftijd en massa, de helling halverwege af, daar is het lekker koel; het ziet er rood en wit van nachtegaalskruid en koekoeksbloemen en het wemelt er van allerlei vogels, die u de ooren doof zingen.

Ge kunt ook wel dadelijk de duinen in gaan, steeds links houdend en tot ge aan den rand van 't duin komt; zorg maar dat de straatweg naar Beverwijk in zicht blijft, dan kunt ge niet dwalen. Maar wie 't minder vermoeiend blieft aan te leggen, moet weer beneden komen en 't pad verder volgen onder langs den Papenberg. Dat is inderdaad een van de mooiste wegjes, die ge in heel Holland bewandelen kunt, nu hoog dan laag, breed of smal, met de begroeide duinen voortdurend aan de rechterhand; links, vlak land of heerlijke boschjes, van elzen, esschen, eiken en lijsterbes, alles door elkaar en vol met bloemen. Straks bloeien daar in massa's, het zeepkruid met zijn groote rose bloemen en een heel vreemde plant staat er overal tusschen: een woekerplant, die op een afstand voor ееn verdorde hyacinth zonder bladeren zou kunnen doorgaan; het is een bremraap met lila bloemen, die woekert op een plant met groote gele bloem, het bitterkruid. Reusachtige wit-wollige ezelsdistels met bloemen als een vuist staan ег tusschen manshooge toortsen, met hun