Pagina:HeimansEli1906MetKijkerEnBus.djvu/158

Deze pagina is proefgelezen

150

raken, om ze te zien samenscholen, uitschieten en stormloopen naar de bedreigde plek. In één oogenblik stonden de batterijen in actie. Die bruine gezichten van de mieren! Strak van plichtsbetrachting en doodsverachting keken zij je aan, uit hun lijven beschoten ze je met scherpriekend projectielvocht. Druk je er een dood, drie anderen klimmen op het lijk, gereed zich op te offeren voor 't nationaal belang. Precies Japanners; die lijken werkelijk wat doodsverachting en plichtsbetrachting betreft, wel wat op mieren; let maar eens ор.

leder bemerkt dadelijk, al ziet men voor 't eerst zoo'n mierenvesting, dat hier leven en bestaan van de verdediging afhangt. De bladluizen vormen den nationalen rijkdom van den mierenstaat; zij bereiden de voorname en smakelijke volksspijs, die steeds vloeit ook als de andere middelen van bestaan, de dennenrupsen vooral, schaarsch worden. Geen andere bladluiseters of suikersnoepers dulden de mieren in de boomen of heesters, waar ze hun vee hebben gestald. Ze beschermen de bladluizen tegen alles wat er kruipt; uit eigenbelang wel is waar, maar de bladluizen profiteeren er toch van. Dit geval van symbiose van wederzijdsch hulpbetoon, de eene zijde actief, de andere passief, is zoo duidelijk mogelijk, en al sedert jaren bekend.

Een veel diepliggender geval van symbiose dat van groot belang gebleken is voor hout-, land- en boschbouw is de wortelsymbiose. Deze betreft een samenleving van plant met plant. Reeds lang wist men dat sommige planten, vooral boomsoorten, uitsluitend in een bepaalden grond wilden groeien. Niet zoo zeer het klimaat als wel de bodem besliste of een boom zou aarden of niet. Eerst dachten de kweekers aan zouten of mineralen in den bodem, aan vocht en droogte, tot Von Tubeuf de ontdekking deed, dat microscopisch kleine