Pagina:HeimansEli1906MetKijkerEnBus.djvu/170

Deze pagina is proefgelezen

162

blijken volgens geloofwaardige berichten van natuurvorschers werkelijk schutkleuren te zijn. De tijger in de jungle, de lichte bamboewouden met hun streepschaduwen, is door zijn gele kleur met donkere strepen volmaakt beschut. De luipaard die op boomen leeft, draagt een vlekkenteekening die veel overeenkomst heeft met de zonnebeelden op de bladeren van het tropisch bosch, welke bij zoo'n hoogen zonnestand veel meer voorkomen dan bij ons. De leeuw is een dier van de steenrotsen en vlakten, hij draagt de kleur van de woestijn. In Natural Life was onlangs een telefoto afgedrukt van giraffen in 't wild tusschen de mimosa's, en werkelijk het onderschrift bleek van pas, 't was een waar puzzle alle dieren te vinden.

Bestonden er geen veldkijkers, kwamen er geen perioden in 't dierenleven voor, waarin zij door hartstochten gedreven alle voorzichtigheid uit het oog verliezen, en maakten zich niet vele dieren juist kenbaar door geluiden, angstroepen of waarschuwingssignalen, de meeste van de wilde viervoeters en vogels zouden door ons zelden opgemerkt worden.

Daardoor valt het ook voor vele natuurkundigen moeilijk, geloof te hechten aan een vorm van mimicry, waarbij het juist te doen is, om een bepaalde vorm of kleur te toonen en aldus in 't oog te vallen. Dit is het geval wanneer niet-vergiftige dieren, of dieren, die geen onaangenamen smaak hebben voor hun belagers, de kleur en den vorm dragen van gevaarlijke of wansmakelijke schepselen.

Deze schuwkleur is meestal geel met zwart, of geel met rood en zwart, en komt veel bij insecten voor. Werkelijk zijn wespen en andere angeldragers, zooals hommels, geel en zwart met rood en zwart geteekend. Ook de giftige landsalamander is geel met zwart. Nu bestaan er geheel ongevaarlijke vliegen