217
halen. Daarbij was 't land en 't vergezicht zoo mooi, dat wij telkens afgeleid werden, en wij het eigenlijke doel van den tocht vergaten, met van de hoogten in 't Maasdal te kijken en met kijker en stafkaart plezierig aardrijkskunde te doen; daar zaten wij lekker te luieren, in plaats van als speurhondjes te zoeken naar dingen, die daar op die plek misschien nooit geweest waren, of al lang door onverzadelijke verzamelaars tot herbarium-schatten waren bevorderd.
Wij moesten er wat op verzinnen. De beste manier om te weten te komen, of een bepaalde plant- of diersoort voorkomt in de buurt van de plaats waar men aan 't zoeken is, bleek mij altijd te zijn: het laten kijken in het logement, of soms aan de boeren op 't veld, van een afbeelding, gekleurd, goed getroffen en op natuurlijke grootte. Maar dat liep dezen keer spaak. Bij orchideeën, althans bij onze inlandsche, gelijken de zeldzame soorten voor iemand, die er geen studie van maakt, zoozeer op de gewone, dat wij telkens door aanwijzingen van welwillende menschen gebracht werden naar plekjes, waar onze gewone duin- of moeras-orchideeën groeiden, maar waar de zoozeer verlangde kalkminnende boschorchideeën zich niet wilden vertoonen.
Om eenige zekerheid te hebben dat wij, al was 't na lang zoeken, ten slotte althans iets zouden vinden, van wat wij verlangden, was 't gewenscht een gids te hebben, die al meer in de buurt gebotaniseerd of ten minste ijverig gewandeld had. Daarom maakte ik, wellicht voor 't eerst van mijn leven, een onbescheiden gebruik van mijn naam. Wij gingen naar de Rijks-kweekschool voor Onderwijzers; en de Directeur was zoo welwillend in de hoogste klassen te vragen, wie van de jongelui zijn vrijen middag wilde opofferen, om een van de schrijvers van Hei en Dennen enz. den weg te wijzen op den