30
prentje in een illustratie, zoo eenvoudig, dat een kind denkt, zoo kan ik het ook; of het ten geschenke geven van het materiaal zelf, ter gelegenheid van verjaring of wat ook.
De eenige moeilijkheid ligt in 't kiezen van voorbeelden, met het oog op den leeftijd en de handigheid van de kinderen. Te gemakkelijk kan het niet licht zijn, vooral wanneer kinderen van verschillenden leeftijd het samen probeeren, zooals in de meeste families het geval wel zal zijn.
Ga nu niet dadelijk een landschap opgeven of ook maar een huis of een laan. Begin met kleinigheden: een boomstam met één zijtak, zonder aan de bladen toe te komen, een paar rietpluimen, een boomtakje met knoppen, een vonder over een sloot, een hek aan een weide. Zulke dingen gelijken altijd heel goed, als ze maar niet te groot worden opgezet; ze geven daardoor voldoening aan de beginners.
Ga in 't eerst nooit veel of lang achter elkaar teekenen, een kwartiertje, meer niet; dan het schetsboek weer weg; weer wat wandelen, kijken en luisteren.
Kinderen willen alles precies nadoen; is het voorbeeld wat ver af, dan verzinnen ze er wat bij; dat hindert niet. Wijs er dadelijk op—als ze 't laten kijken; en komen vragen, of 't lijkt—dat teekenen geen fotografeeren is. Als de teekenaar maar zelf kan zien, wat 't voor moet stellen, is 't vooreerst genoeg. Wat met drie lijntjes duidelijk is, wordt met vier soms onkenbaar, dit merken kinderen al heel gauw. Dat heb ik zelf bij ondervinding.
Al heel spoedig krijgen ze er plezier in; de meeste kinderen teekenen ook wel op school, maar dat is veel moeilijker; daar heb je een voorbeeld, zoo mooi, dat je 't toch nooit zoo kunt namaken; of 't is een vierkant of cirkel of vaas, die je toch