45
een wand, de poort is gesloten, de bevruchting is geschied.
De synergiden, schijnt 't, lossen daarna op in het protoplasma van den kiemzak, en de nu gevormde en bevruchte eicel, waarin de spermatozoïd niet afzonderlijk meer te onderscheiden is, hecht zich vast aan den wand van den kiemzak, dicht bij het poortje (fig. 12). Door herhaalde kerndeeling, die telkens gevolgd wordt door celdeeling, groeit de eicel uit tot een gesteelden knop, de kiem, die vastgehecht bij 't poortje in den kiemzak opgroeit (fig. 14).
De zak wordt voor de rest geheel opgevuld door een celweefsel, dat het voedsel bevat voor de groeiende kiem. En nu is het een der merkwaardigste ontdekkingen van den laatsten tijd, dat dit ontstaan van het kiemwit (in vele gevallen althans is dit reeds aangetoond) begint met de zooeven vermelde bevruchting van de poolcellen door de eerste der beide spermatozoïden. Er grijpt aldus een dubbele bevruchting plaats van den kiemzak, ééne die een kiem, een andere, die het kiemwit doet ontstaan.
Het kiemwit blijft soms, b.v. als meel in den graankorrel, bestaan tot het zaad ontkiemt, d.w.z. tot de kiem door de zaadhuid heenbreekt; of ook wel groeit de kiem al binnen de zaadhuid zeer snel en neemt gaandeweg het gevormde kiemwit als voedsel op; hij vult zoo, b.v. bij eschdoorns, als kiemlobben de ruimte van den voormaligen kiemzak geheel en al.
Hoe uit de eicel de kiem zich geleidelijk ontwikkelt tot een klein plantje met worteltje en blaadjes, zooals de meesten van u dat bij boonen of hazelnoten wel eens gezien hebben, toonen u de figuurtjes 13–20.
Prof. Hugo de Vries heeft, toevallig gelijktijdig met een Duitsch onderzoeker, het afdoend bewijs geleverd, dat het