56
en dat elke aanraking tot een smet doet worden, dat weet ik niet, maar 't is zoo.
En vreemd is 't ook, dat zulke planten altijd ook iets aparts, iets bijzonder belangwekkend in hun levenswijze te bewonderen geven. 't Zou niet moeilijk zijn een boekje te schrijven, alleen over het leven van dit springzaad.
De mooie latijnsche naam „Impatiens noli tangere" geeft al dadelijk iets geheimzinnigs aan de plant: 'k Ben ongeduldig, raak mij niet aan. Dit slaat op de vrucht, die wel wat op een heel klein augurkje lijkt; al is die nog geheel groen en de zaden nog nauwelijks rijp, dan nog springt het langwerpig ronde voorwerpje bij de minste aanraking plotseling uit elkaar.
Hoe dit in zijn werk gaat, is op 't eerste gezicht moeilijk uit te maken; maar bij een half rijpe vrucht gaat het zoo langzaam, dat er wel oog op is te houden. Duidelijk ziet men dan de vier of vijf kleppen van de vrucht uiteenwijken, achterover of voorover buigen en zich kurketrekkersgewijze oprollen, de zaden worden daarbij van hun spil gewrongen en naar buiten geperst. Gaat dit