IX.
Herfstdraden.
„Wij H-O'ers zien elken morgen de herfstdraden zich spannen over ons pad, zich strekken van tak tot tak, zich vlokken op heide en mos, en wilden daar graag wat meer van weten. Wilt ge in een van de eerstvolgende nummers van de Groene daarover eens iets schrijven?" Lunteren, B.
Waarom niet? Herstellende zieken moeten zooveel mogelijk hun zin hebben, en 't onderwerp is actueel, alleen misschien wat te veel bekend. Herstellend is de schrijver ongetwijfeld, dat proeft men uit de enkele woorden hierboven. Dit heb ik al zoo vaak opgemerkt: zoodra iemand, die nooit veel oog of hart heeft gehad voor planten- en dierenleven, na een ernstige ziekte weer buiten komt, dan bekijkt hij het leven rondom hem met heel andere oogen. En zij die buiten aan 't opkrabbelen zijn, na de kritieke dagen van letterlijk erop of eronder, worden althans tijdelijk echte natuurvrinden; ze zouden wel opeens alles willen weten van 't volle, warme, raadselachtige leven rondom hen, waarvan ze pas de kille schaduw langs zich heen voelden glijden.
Wat nu die herfstdraden betreft, dat is gemakkelijk uit te leggen; daar zitten zoo heel veel raadsels niet meer achter.
Het verschijnsel doet zich alleen dan in sterke mate voor,