Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/158

Deze pagina is gevalideerd

158

van nog een poosje blijven. Eerst voor stormgeweld en ijzig vorstgeknijp zullen ze wijken, en voortgezweept door de sneeuwjacht, hollen ze straks in woeste vaart over heg en steg, ver, heel ver van den boom, die hen het leven schonk.

Kaneelbruin is 't beukeblad, glad en droog als perkament. Ook dat valt niet meteen, het is, evenals het eikeblad, te vast gehecht aan tak en twijgen en wacht de kracht van storm en vorst om losgescheurd te worden.

't Lager struikgewas, framboos en wilg en kamperfoelie, toont nog wat groen, maar het braamgestrengel is al rood als bloed; en wilde wingerds gloeien in de zon als het jonge eikenloof, dat met Sint Jan opnieuw kwam botten.

Half October, op zijn laatst, komen de nachtvorsten; ga dan uw morgenwandeling wat vroeger stellen dan gewoonlijk. In tuin of park of bosch staan de boomen wit berijpt, zwaar drukt het zilverig ijs op 't droge blad en buigt het neer; de stelen zijn omlaag gekromd. Nog dringt de zon niet door de nevels; ja, nu wordt ze een witte ronde maan, waar dampflarden voor langs waaien; tegen tien begint de schijf te kleuren en gaat stralen. Kijk dan lang en aandachtig naar de boomen, want nu begint het afscheid nemen.

De rijp vervloeit in 't warme licht; de zon heeft alweer kracht genoeg, de sluiers zweven naar omhoog boven de toppen uit. Hoor, 't knistert zacht, hier boven u, daar knikt een bladsteel, knapt hoorbaar af, en langzaam daalt de bruine schijf ter aarde; een tweede volgt, alweer éen verderop. Nu wordt 't een gefluister om u heen in 't stille park; opeens een zacht gezing van duizend helle tikjes, zuchtjes, ritsels, schuifgeluidjes; een legermacht van bladeren zegt tezamen zijn oud kwartier vaarwel en legt in laag op laag zich wel te rusten aan uw voeten.