162
een bladertak in de hand en zoekt de teekenen van nieuw leven: de knoppen in de oksels van ten doode opgeschreven bladeren, en... ge vindt ze niet.
Heeft onze plataan van 't jaar dan voor 't laatst in blad gestaan? Is straks na den bladerval die mooie forsche boom dan werkelijk dood? vraagt uw kind.
Laat hem eens nauwlettend zoeken. Andere boomen dragen de nieuwe voorjaarsknoppen in hun oksel, in den hoek tusschen blad en twijg. Niet zoo de plataan. Die toont nog grooter zorg voor zijn toekomstig leven. Hij verbergt de nieuwe loot in 't oude blad. Pluk maar een blad af vlak bij den voet; het ondereind van den steel is niet vol, het heeft een kegelvormige holte; en nu ziet ge ook den winterknop, die door den ouden bladsteel geheel was omsloten, beschermd tot het einde toe tegen weer en wind en schadelijke insecten. Eerst als alles wat leeft en schade zou kunnen doen, den waren dood of den winterslaap zal zijn ingegaan, dan waagt het de plataan zijn nieuwe knoppen bloot te geven. Vandaar misschien dat maar zelden een zomerblad van den plataan geschonden wordt door rups of wesp of kever; want dikwijls wordt bij andere boomen de kiem van het verderf reeds in den herfst in de jonge knoppen gelegd. Maar tegen nachtvorst kan jonge plataan niet.
Let nu dag aan dag eens op dien voet van 't plataneblad, ge zult misschien een fijnen ring zien komen, een scheiding tusschen twijg en blad; daar zal het blad loslaten.
Dat doen veel boomen zelf, die scheppen een kloof tusschen den twijg en 't oude blad, schuiven een schijf of een ring van cellen tusschen beiden, vullen dien met vocht, dat bevriest bij de eerste vorst in October. Door de uitzetting bij 't bevriezen scheuren de wanden, als de pijpen onzer waterleiding;