166
boom, die in onze parken en tuinen, ook in Hortus en Artis te zien is; bloeien doet hij bij ons evenwel niet of hoogst zelden.
Dat deze boom inderdaad een relict uit "voorwereldlijke" tijden ís, kan misschien al blijken uit het feit, dat hij nergens op aarde meer werkelijk wild wordt aangetroffen. De Chineezen voor wie het een heilige boom is, hebben hem, om reden van religie, gered van den ondergang; ze kweeken hem sedert onheuglijken tijd, anders zouden wij hem alleen nog maar kennen uit versteeningen. Want vroeger, dat wil zeggen in den tijd waarvan alleen de steenen tot ons spreken, groeide deze boom, die een verre verwant is van onze naaldboomen, in menigte, van de Noordelijke IJszee tot aan den Equator toe. De Chineesche en Japansche teekenaars gebruiken zijn blad en vrucht net zoo gaarne, als wij onze lischdodden en waterlelies; Goethe doelde op dezen boom in zijn beroemd gedicht:
"Dieses Baums Blatt, der von Osten
Meinem Garten anvertraut,
Giebt geheimen Sinn zu kosten,
Wie's den Wissenden erbaut.
Ist es ein lebendig Wesen
Das sich in sichselbst getrennt?
Sind es zwei, die sich erlesen,
Daszman sie als Eines kennt?
Solche Frage zu erwidern
Find ich wohl den rechten Sinn;
Fühlst du nicht in meinen Liedern
Dasz ich einst und doppelt bin?"
Behalve tot dichterlijke ontboezemingen heeft dit blad door zijn, ik zou wel willen zeggen ouderwetsche nervatuur,