Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/34

Deze pagina is gevalideerd
 

IV.

Vergiftige visschen.


 

Daar heb ik eens wat mee beleefd, nog niet lang geleden in mijn vorige woning op de Rozengracht in de Jordaan te Amsterdam. Daar ben ik ongezien getuige geweest van een hoogloopende oneenigheid in een jong huisgezin, ruzie, letterlijk bitter en vinnig als een pieterman; zoodat het wel het begin van een scheiding had kunnen worden; en dat alles om een pieterman.

De keuken van 't koffiehuis, het tooneel van den strijd, lag schuin over mijn studeerkamer en 't venster stond wijd open.

Vrouwtje zei, dat ze pietermannen gekookt had, heerlijk. Man had net in de Rotterdammer gelezen, dat die vergiftig waren, en dat je er minstens een paar dagen heete koorts van kreeg.

"Onzin, alle menschen aten ze, en de vischboer mocht toch geen vergiftige dieren verkoopen", meende vrouwlief.

De meid kwam op haar verlangen als deskundige getuigen. In haar vorigen dienst aten ze ze heel vaak en—och had de juffrouw haar maar niet als décharge opgeroepen—zij lachte mijnheer uit, die zich maar niet met de keuken moest bemoeien als hij geen verstand had van visch.

Nu had mijnheer wel een encyclopedie in drie deelen. Het stak hem al een beetje; hij liep naar boven en daar las hij 't artikel Pieterman: „Twee soorten op onze kusten. Trachinus draco en vipera. De beide bijnamen, draak en adder, duiden