Deze pagina is proefgelezen
Het strand was stil en bleek
ik zat doodstil en keek
naar de blauwe rimpeling —
er was ook windgezing.
ik zat doodstil en keek
naar de blauwe rimpeling —
er was ook windgezing.
Ik wist wie naast me zat
witrokkig en ze had
roosrood het glad gezicht —
er was ook veel zonlicht.
witrokkig en ze had
roosrood het glad gezicht —
er was ook veel zonlicht.