Pagina:Het Bouwbedrijf vol 003 no 007 p 266-268.djvu/1

Deze pagina is proefgelezen

ARCHITECTUURVERNIEUWINGEN IN HET BUITENLAND.
FRANKRIJK, DUITSCHLAND, OOSTENRIJK, TSJECHO-SLOWAKIJE, Etc.
door Théo van Doesburg.

 
 

Het projectieplanetarium van Carl Zeiss te Jena.
Constructie in gespoten beton.
Dr. Ir. W. Bauersfeld.

 

ER zijn alzoo twee belangrijke factoren, die in de moderne architectuur een rol spelen: het voldoen aan de eischen van ons physisch-organisch leven en het bevredigen onzer psychisch-functioneele behoeften. Eerst dan, wanneer deze beide factoren een bevredigende oplossing vinden, d.w.z. evenwichtig tot uitdrukking komen in constructie en materiaalgebruik, zoowel in onze woning als in het stadsbeeld, kan er van een nieuwen stijl inde architectuur sprake zijn.
De vraag van gevoel of niet gevoel, van intellect of intuïtie, speelt hierbij, als in alle groote vernieuwingsperioden, een secundaire rol. Het zijn in alle landen, zooals wij reeds gezien hebben, de werkelijk architectonisch denkende, scheppende naturen geweest, die, door middel van een zuiveringsproces (het zgn. abstraheeren en onderdrukken van archaïstische vormen) de architectuur vernieuwd hebben. Doch ook in deze vernieuwingspogingen ontbreekt het niet aan excessen.
De architecten, die de architectuurvernieuwing in het lyrisch accent van haar uiterlijken vorm zochten (in Duitschland Finsterlin en Bruno Taut; in Italië Virgilio Marchi, enz.) zijn voor een zuivere ontwikkeling even gevaarlijk als zij, die het zochten in het verhoudingloos toepassen van strenge massa’s en moderne materialen (Korn en Mendelsohn). Zoowel de eersten als de laatsten zullen de biologisch-functioneele problemen, waarop ik in een vorig hoofdstuk wees, wellicht voor detailproblemen houden en er vluchtig aan voorbijgaan. Het moet echter erkend worden, dat de waarde der zgn. functionalisten in Duitschland en Oostenrijk (Haring, Scharoun, Mies van der Rohe en Adolf Loos) juist

 
[auteursrechtelijk beschermd]

Koepelbouw van Arch. C. Fieger, Weimar.

 

daarin gelegen is, dat zij voor een zekere formeele overdrijving naar de zijde der functie opnieuw de aandacht voor de biologische zijde van het architectuurprobleem hebben opgeëischt.
Van hoeveel belang een vergelijkende studie der levensgewoonten van voorheen en thans kan zijn, bewees de architect Loos in zijn voordrachtenreeks „Der Mensch mit den modernen Nerven” in de Sorbonne te Parijs. Loos zet in deze voordrachten uiteen, dat de geheele architectuur in haar evolutie of verandering in den loop der tijden, afhankelijk is van de veranderde en zich nog steeds veranderende psychische gesteldheid. Het is deze laatste, welke onze levensgewoonten steeds doet veranderen. Loos kwam hierbij tot zeer verrassende resultaten. Toonde b.v. aan hoe stoelen, tafels en bedden steeds lager zijn geworden. Opmerkelijk is hierbij, dat b.v. de stoel aan hoogte verloren heeft wat hij in het horizontale heeft gewonnen. Als voorbeeld vergelijke men eens den middeneeuwschen zetel met de moderne, lage clubfauteuil. Hetzelfde geldt voor het bed. Een museumbezoek kan u er trouwens van overtuigen hoe juist de inzichten van den architect Loos in dit opzicht zijn. Men vindt middeneeuwsche zetels, die bij 65 cm hoogte en 60 cm breedte, slechts een diepte hebben van 30 cm, vergelijk hiermede een moderne clubfauteuil, die bij een zit-diepte van 50—60 cm, slechts een hoogte heeft van 40—30 cm en onze moderne stoelen, gestandariseerd op 45 cm.
In den loop der tijden, zijn bijna al onze gebruiksvoorwerpen steeds lichter en kleiner geworden; onze meubels, vooral stoelen en bedden steeds lager. Merkwaardig daarbij is, dat ten tijde der hooge zetels en monumentale, gehemelde bedden, de woonruimten zelf laag en donker waren, zoodat de daarin

 

266