voort) bij de minister die tot dat verschijnen machtiging gaf. Ik wil aan die verantwoordelijkheid niet tornen en evenmin aan de waarde van de bemoeienissen die anderen (alweer: bestuur en medewerkers van het instituut in de eerste plaats) met de door mij geschreven tekst hadden, wanneer ik er van getuig dat ik mij als auteur zelf verantwoordelijk beschouw voor hetgeen hier wereldkundig gemaakt wordt.
Ik heb, mij zettend tot het schrijven van dit werk, geen enkel falen met de mantel der liefde willen bedekken. Ik had, ik heb, slechts één behoefte: in dit relaas alles op te nemen wat mij historisch relevant lijkt. Serieuze geschiedschrijving is zonder die volstrekte openhartigheid, zonder pohtieke en geestelijke vrijheid, ondenkbaar. Welnu, wanneer één ding mij kracht gegeven heeft, het in *55 ondernomen waag- en werkstuk te brengen op het punt waarop het thans beland is, dan wel het besef, in volledige vrijheid te arbeiden aan een taak waarvan ik dan de lengte onderschat mag hebben, maar niet de zwaarte. Dat mij die taak werd toevertrouwd, heb ik gevoeld als een dure verplichting en als een kostelijk voorrecht.