Pagina:Het Koninkrijk Deel 02 Neutraal (1969).djvu/25

Deze pagina is niet proefgelezen

KONINGIN WILHELMINA

'Zij mag naar het strand ... Ze trekt haar witte handschoen uit. De hofdame schrikt zich ongelukkig: stel je voor dat Hare Majesteit ook een fort gaat bouwen! Een blik als een doodvonnis. De witte handschoen gaat weer aan.'[1]

Men vermenigvuldige deze opnamen met duizend—en dan wordt zij toch wel begrijpelijk, de weemoedige klacht die Wilhelmina, mijmerend over haar leven, kort voor haar dood uitte: 'Waarom mocht ik toch nooit op de kettingen voor de Voorhout zitten schommelen! Ik wou het zo graag. Ik was toch ook een kind.'[2]

Een kind—en géén kind, want achter de kinderjurk schemerde steeds de hermelijnen mantel. De geest van de tijd, vormeiijker dan de twintigste eeuw, eiste dat zij die tot het koningschap geroepen zouden worden, van jongsaf in het dwangbuis van knellende conventies geperst werden. Omgang met gewone kinderen was niet gepermitteerd; werden al bij tijd en wijle leeftijdgenootjes uitgenodigd om ten paleize te komen spelen, dan werden zij eerst zorgvuldig geïnstrueerd, het prinsesje, later het jonge koninginnetje, met 'mevrouw' aan te spreken: er zal van de spontaniteit der kinderspelletjes niet veel overgebleven zijn. Trouwens, ook de kleine Wilhelmina gedroeg zich dan afwerend. Eens werd gepoogd, een aantal van die opgetrommelde kinderen te laten spelen niet in de grote, kille zalen der paleizen maar in haar speelkamer en met haar speelgoed - ze was daar 'helemaal niet op gesteld', ze 'juichte' toen het speelterrein weer naar de zalen verplaatst werd.[3]

Nu werd, zien wij het goed, die door de conventies voorgeschreven dwang in haar speciale geval door twee factoren versterkt. Booy geeft de eerste aan, waar hij er op wijst, 'dat het Huis van Oranje, toen de training voor het leven van Wilhelmina begon, in de sterke herinnering leefde aan een kroonprins wiens bestaan door wilszwakte getekend was.'[4] Hiermee werd de zieke prins Alexander bedoeld.[5] Op grond van die heugenis werd besloten, met de opvoeding van Wilhelmina geen risico te nemen, 'ieder slap toegeven van mij werd', aldus Wilhelmina-zelf, 'dadelijk streng aangepakt, soms zelfs met verwijzing naar het bedoelde antecedent.'[6] Koningin Emma (haar eigen Duitse opvoeding kan hierbij een rol gespeeld hebben) meende goed te handelen door met nimmer aflatende gestrengheid haar enig dochtertje zo spoedig en nadrukkelijk mogelijk in te stellen op 's levens hardheid. Dat werd wel nooit drastischer gepoogd dan in de nacht van het

  1. Booy: Het is stil op Het Loo, p. 95.
  2. A.v., p. 96-97.
  3. Koningin Wilhelmina: Eenzaam maar niet alleen (1959), p. 63-64.
  4. Booy: Het is stil op Het Loo, p. 114.
  5. Brief, 5 dec. 1968, van Th. Booy.
  6. Koningin Wilhelmina: Eenzaam maar niet alleen, p. 54.

18