KONINGIN WILHELMINA
aan hemzelf te hoge eisen zou stellen. Zij bleef. Van mening dat tegenover de totalitaire programma's van de jaren '30 te weinig andere programma's geplaatst werden waar voldoende positieve inspiratie van uitging, trachtte zij omstreeks die tijd (naar analogie van de door de Amerikaan Frank Buchman op touw gezette actie voor Geestelijke en Morele Herbewapening) een soort morele herbewapeningsactie in ons land tot leven te wekken - dat initiatief sloeg maar weinig aan.
In ons Voorspel deden wij al in menige passage uitkomen hoezeer de koningin zich met name in de vooroorlogse perioden van internationale spanning beijverde om de nodige militaire voorzorgsmaatregelen te laten nemen. Onophoudelijk oefende zij, lange tijd zonder succes, pressie op de kabinettenColijn uit om tot een belangrijke versterking van de defensie over te gaan. Ten tijde van de Sudetencrisis, september '38, drong zij samen met generaal Reynders, de chef van de generale staf, op voormobilisatie aan; zij bereikte niet meer dan dat de ministerraad tot de beperkte, z.g. strategische mobilisatie overging. Na de bezetting van Praag (15 maart '39) vocht zij samen met generaal van Voorst tot Voorst, commandant van het veldleger, voor het denkbeeld ener algemene proefmobilisatie. Toen de ministers Colijn en van Dijk in de crisis van de Paasdagen van '39 (Italië bezet Albanië) weer niet verder wilden gaan dan tot het oproepen der grensbataljons en andere beveiligingseenheden, weigerde zij aanvankelijk het desbetreffend koninklijk besluit te ondertekenen. Zij deed een persoonlijk beroep op Colijn om verderstrekkende maatregelen te nemen—vergeefs. In de zomer wist zij het niet-doorgaan der herhalingsoefeningen te voorkomen. In augustus beijverde zij zich, een kabinet te doen vormen waarin het grote socialistische volksdeel voor het eerst vertegenwoordigd zou zijn: de Geer kreeg daar strikte opdracht toe. Toen hij, de formatie verricht zijnde, voor vakantie naar het Schwarzwald vertrok, Het ze de nieuwe minister van justitie, de strijdvaardige Gerbrandy, bij zich komen, 'onverantwoordelijk' noemde zij toen het gedrag van de minister-president.[1] Dat de ministerraad in de ochtend van 24 augustus, daags na de onheilspellende ondertekening van het DuitsRussisch niet-aanvalsverdrag, nog niet tot voormobilisatie besloot, stelde haar diep teleur; 's middags wisten de nieuwe minister van defensie, Dijxhoorn, en zijn ambtgenoot voor buitenlandse zaken, van Kleffens, gebruik makend van de Geers afwezigheid, het besluit tot voormobilisatie door te zetten.
Ziedaar het beeld dat wij in het vorige deel schetsten, op een enkel punt nu aangevuld. Is het volledig; Geenszins. Is het representatief? Wij menen
- ↑ P. S. Gerbrandy, 4 juli 1955.
46