DE NEUTRALITEITSPROCLAMATIE
Landsdrukkerij, stonden strikt op basis van het geldende volkenrecht. Artikel I van de Neutraliteitsproclamatie luidde:
'In het rechtsgebied van het Koninkrijk der Nederlanden, omvattende het grondgebied en watergebied van Nederland, Nederlands-Indië, Suriname en Curacao, de territoriale zee en de boven dit grondgebied, het watergebied en deze territoriale zee zich bevindende luchtruinite, worden generlei vijandelijkheden toegelaten. Dit gebied mag door geen der oorlogvoerenden als basis voor operatiën tegen de vijand worden gebruikt.'
Troepen of hun onderdelen, behorende tot de oorlogvoerenden, zouden dus, kwamen zij in dat Nederlands rechtsgebied, ontwapend en geïnterneerd worden; ook oorlogsschepen of mihtaire vliegtuigen dier oorlogvoerenden zou men in dat geval met hun bemanning interneren; in de Indische wateren zou evenwel, tussen Java en Sumatra, de doorvaart door Straat Soenda toegestaan zijn, mits tevoren aangevraagd. Andere bepalingen hielden in, dat de oorlogvoerenden in het Nederlands rechtsgebied geen strijdkrachten mochten ronselen of er oorlogsschepen uitrusten of herstellen (uit- of doorvoer van wapenen en munitie en in het algemeen van alles wat voor de oorlogvoering nut had, was toegestaan); evenmin mochten de oorlogvoerenden (wij zullen nog zien hoe die bepaling ontdoken werd) in het kader van hun oorlogvoering radiostations of andere middelen van berichtgeving in het Nederlands rechtsgebied oprichten of exploiteren.
En als de oorlogvoerenden zich nu aan dat alles niet hielden » Het Nederlandse militaire apparaat en de burgerlijke overheid moesten weten hoe men dan moest optreden. Zo werd bepaald dat op militaire vliegtuigen der oorlogvoerenden die boven Nederlands territoir aangetroffen zouden worden en die niet kennelijk van plan waren te landen, 'zonder voorafgaande waarschuwing' het vuur geopend moest worden.[1]
Dat was gemakkelijker gezegd dan gedaan.
De luchtdoelartillerie kreeg nog in september '39 verlof, op elk boven Nederland komend Duits, Engels of Frans militair vliegtuig te schieten. Van dat verlof werd druk gebruik gemaakt, vooral ook des nachts, 'en dat kostte', aldus na de oorlog de commandant van de luchtverdediging, gencraal-majoor P. W. Best, 'niet alleen veel munitie die wij niet missen konden, maar bovendien waren daar gevaren aan verbonden, want wij maakten ook zelf luchtdoelmunitie en die was nu niet altijd achttien-
- ↑ Depart. van buitenl. zaken: Neutraliteitsproclamatie met geheime instructie en bijbehorende bijlagen (1939), p. 19.
59