SCHOOLNIEUWS.
Maandag aanvaardde te Utrecht dr. J. Schrijnen, door de „Radboud-Stichting” daartoe aangewezen, het bijzonder hoogleeraarsschap in de vergelijkende klassieke taalstudie en de cultuurgeschiedenis der Christelijke oudheid, zijn ambt met eene rede over: „Sociale Klassieke Taalkunde”.
Deze rede, welke door een groot getal belangstellenden, daartoe in het Groot Auditorium samengekomen, werd aangehoord, werd besloten met de gebruikelijke toespraak tot de autoriteiten, waaraan ditmaal eene toespraak tot de Bisschoppen in Nederland en de curatoren der „Radboud-Stichting” voorafging.
Aan de Universiteit te Groningen is geslaagd voor het 1e natuurkundig examen de heer E. Huizinga; voor het voorbereidend geneeskundig examen de heer W. R. van der Meer.
Benoemd: tot onderwijzer in de natuurkunde aan de Rijksnormaallessen te Tiel E. Kruithof, hoofd der school te Beusichem; — tot id. met verplichte hoofdacte te Asperen P. A. de Stigter, te Hellouw; — tot hoofd der school te Beilen (gem. Tienderveen) B. G. Meijerman, h. d. s., te Zuilichem; — tot id. in het schilderen van hout en marmer aan den cursus der Middenstandsvereeniging te Leerdam J. Doeleman, te Tiel; — tot id. aan de o. l. s. te Goedereede M. N. Leeuwe Mz., te Renesse (Z.); — tot id. aan de Geref. sch. te Hazerwoude-Koudekerk J. van den Hoff, te Renkum; — tot id. te Sloten (bij Amsterdam) aan de o. l. sch. te Sloterdijk C. de Boer, te Zijpe; — tot onderwijzeres te Gr. IJpolder mej. E. J. H. van der Have, te Haarlem, No. 3 der voordracht; — tot tijd. onderwijzer te Aalsmeer (dorp) J. de Boer, te Haarlem; — tot onderwijzeres aan eene bijz. school te Meersen mej. I. Klep, te Maastricht; — tot hoofd eener nieuw gestichte Chr. sch. te Bennekom (gem. Ede) J. Douwes, te Wageningen.
Voordracht: voor onderwijzer met verplichte hoofdakte aan de o. l. sch. te Krimpen aan de IJsel: T. Stoel, te Alblasserdam; A. A. van Dommelen, te Kaatsheuvel en J. Tromp, te Herkingen.
KERKNIEUWS.
Ned. Herv. Kerk. Beroepen: naar Oosterhout, Geld. (toez.) J. A. Raabe Jr., cand. te Rotterdam; — naar Noorden A. Dyckshoorn, cand. te Delft.
Bedankt: voor Woubrugge (ring Alphen) J. Werther, te Otterloo (ring Wageningen).
Geref. Kerken in Nederl. Beroepen: naar Koog-Zaandijk (N.-H.) cand. R. E. van Arkel, te Jutphaas (Utr.).
GEMENGD NIEUWS.
Van de Stoomvaart-Maatschappij „Zeeland” verscheen weder een Nederlandsche, Engelsche en Duitsche uitgave van den Reisgids dezer maatschappij voor den winterdienst 1912—13, een boekje met alle mogelijke gewenschte inlichtingen voor het verkeer tusschen ons land en Engeland en de daarmede in verband staande verbindingen.
Men weet, dat exemplaren van deze uitgaven op aanvrage bij de maatschappij te Vlissingen, steeds kosteloos worden verstrekt.
Winkelsluiting. — Te Hilversum stellen burg. en weth. den gemeenteraad voor, afwijzend te beschikken op het adres der afdeeling Gooi van den Alg. Ned. Bond van Handels- en Kantoorbedienden, waarin wordt aangedrongen op verplichte winkelsluiting na des avonds 8 uren.
De verschillende daarover ingekomen adressen zijn daarbij overgelegd, benevens de uitslag van de door de middenstandsvereenigingen gehouden enquête.
In de Nieuwe Haven te Rotterdam is in den vroegen morgen een schoenmaker in beschonken toestand te water geraakt. Een voorbijkomend timmerman sprong nog te water om hem te redden, doch te vergeefs. Hij zelf werd ten slotte door schippers er uit gehaald, doch de schoenmaker is verdronken. Het lijk werd drie kwartier later opgehaald.
Uit de Maashaven is opgehaald het lijk van een roeier, v. d. W. genaamd, die sedert veertien dagen vermist werd.
In het laboratorium van de firma Ant. Jurgens, margarinefabrieken te Os (N.-Br.), had de chemiker V. het ongeluk een flesch bijtende zuren over zijn lichaam te krijgen. Door angst en pijn sprong hij uit het raam, waarbij hij bovendien nog bloedend aan zijn hoofd verwond werd.
Na voorloopig verbonden te zijn, werd hij naar het Ziekenhuis te Nijmegen vervoerd.
STADSNIEUWS.
Officieele | Kennisgeving. |
Roodvonk.
De Burgemeester van Amsterdam bericht, dat in de week van Maandag 7 October tot en met Zondag 13 October j.l. de volgende gevallen van Roodvonk in deze Gemeente zijn aangegeven:
Aangetasten. | Overledenen | |||
Maandag | 7 | October | 19 | 0 |
Dinsdag | 8 | » | 34 | 0 |
Woensdag | 9 | » | 31 | 0 |
Donderdag | 10 | » | 29 | 0 |
Vrijdag | 11 | » | 17 | 0 |
Zaterdag | 12 | » | 34 | 0 |
Zondag | 13 | » | 16 | 0 |
te zamen | 180 | 0 |
Akademie van Wetenschappen.
In de Maandag gehouden vergadering van de letterkundige afdeeling der Kon. Academie van Wetenschappen was ingekomen een verzoek om de Akademie te doen vertegenwoordigen op het van 9 tot 13 April van het volgende jaar te houden internationaal congres voor historische studie. Prof. Blok verklaarde zich bereid deze taak op zich te nemen.
Bij gelegenheid van het 11 en 12 Nov. te vieren 250-jarig bestaan van de Universiteit van Bordeaux zal de Akademie een schriftelijken gelukwensch sturen.
Daarna hield prof. J. V. de Groot een voordracht over: „Lapsing intelligence”, waaronder te verstaan is het verschijnsel dat willekeurige, d. i. onder medewerking van het denken of (bij dieren) van bepaalde waarnemingen en voorstellingen plaats grijpende handelingen, onwillekeurig of onbewust worden. De beteekenis van gewoonte en erflijkheid werden hierbij door den spreker uitvoerig besproken.
Aan de discussie, op deze uiteenzetting volgende, werd deelgenomen door prof. v. d. Wijck, die vooral wees op de uitgestrektheid van het behandelde onderwerp en de volslagen duisternis welke op dit deel van de studie van het bewustzijn heerscht en door prof. Heymans, die enkele beschouwingen van aanhangers van het psycho-monisme met eenige der opvattingen omtrent „Lapsing intelligence” in verband bracht.
Na beantwoording van de sprekers door den heer de Groot werd de vergadering gesloten.
De sociale beteekenis van de Armenwet.
In een gisteravond in „Parkzicht” gehouden vergadering van de „Studentenvereeniging voor sociale lezingen”, heeft de heer J. R. Snoeck Henkemans, lid van de Tweede Kamer, een voordracht gehouden over bovenstaand onderwerp.
Spr. zette uiteen dat wanneer de staat zich met armverzorging inlaat, dat niet geschiedt uit naastenliefde, doch uit eigen belang. Dat is altijd zoo geweest en vindt zijn uitdrukking ook in de Armenwet van 27 April 1912. Het instituut der „Armenraden” zal tot taak hebben zoowel de behoeftigen op te sporen als inlichtingen omtrent hen te verschaffen; zij zijn het middenpunt van alle organen van armenzorg en zelve een orgaan der overheid. Alleen zij die niet in hun levensonderhoud kunnen voorzien, mogen geholpen worden, behoudens de verplichting van de bloedverwanten, die in staat zijn die taak te vervullen. Het nieuwe van de wet is, dat elk geval individueel wordt onderzocht en dat de arme ontvangt naar behoefte. Hoewel de wet geen regeling tot gedwongen arbeid bevat, zal aan valide armen gelegenheid worden gegeven tot het verrichten van arbeid; elke steun mag slechts een tijdelijk karakter hebben. Een zegenrijk gevolg van de wet zal de geneeskundige armenzorg zijn, wat vooral voor het platteland waar zal blijken.
Wat het ontbreken van „gedwongen arbeid” aangaat (wat wel voorkwam in het ontwerp-Armenwet van minister Borgesius), vroeg spr. of ’t niet mogelijk zou zijn de hulp van den rechter in te roepen, daar toch de wet dergelijke dringende bepalingen al kent tegen landlooperij en zij nog onlangs zijn ingevoerd tegen souteneurs. Waarom dergelijke bepalingen ook niet uitgebreid tegenover ouders, die uit de ouderlijke macht ontzet zijn en dan doorgaans nalatig blijven in de financieele zorg voor het onderhoud van hunne onder voogdij gestelde kinderen?
Ten slotte deed spr. uitkomen dat de nieuwe wet in het teeken der vrijheid staat. De wet beoogt de vrije ontwikkeling van de zelfstandige, maatschappelijke krachten. De overheid regele alléén dáár, waar de vrije krachten in de maatschappij niet regelen. Het deelnemen aan de Armenraden, samenwerken tusschen armbesturen, dat alles kan geschieden, doch wordt vrijgelaten. De wet bevat slechts weinige artikelen, die dringende kracht hebben. Spr. hoopt en verwacht dat deze nieuwe wet, wier taak ’t is de sociale wetgeving aan te vullen, een zegen zal blijken voor de armen en voor de nationale welvaart van ons volk zal ten goede komen.
Nadat de spr. nog eenige vragen om inlichting, door enkele aanwezigen gedaan, had beantwoord, sloot de voorzitter, met een woord van dank tot hem, de vergadering.
Deensche vrouwen.
De Amsterdamsche afdeeling van den Ned. Bond voor Vrouwenkiesrecht hield gisteravond in het Nutsgebouw een druk bezochte openbare vergadering, waar mevrouw A. J. Valeton—Kjeldgaard, uit Kopenhagen, als spreekster optrad.
Zij behandelde het onderwerp: »Hoe Deensche vrouwen van goede familie den kost verdienen«.
De vergadering werd geleid door mej. J. Westerman, die in haar openingswoord zeide, dat in de afgeloopen maanden al heel weinig waardeering is getoond voor den arbeid der vrouw en die uiting gaf aan de verontwaardiging, welke gewekt werd door de in den Amsterdamschen gemeenteraad gevoerde debatten over de salarisverhooging der onderwijzeressen, wier arbeid minderwaardig werd geacht.
De presidente sprak ook met een enkel woord over de hier ter stede te houden tentoonstelling »De Vrouw 1813—1913«, wekte de aanwezigen op tot het slagen daarvan mede te werken en spoorde hen aan deel te nemen aan den komenden verkiezingsstrijd.
Mevrouw Valeton—Kjeldgaard, uit Kopenhagen hield vervolgens in de Nederlandsche taal hare lezing over de Deensche vrouwen en haar arbeid, Zij schetste de Denen, in ’t bijzonder de Kopenhagenaars, als lichtzinniger dan de Nederlanders, maar tevens als menschen, die in zich hebben den drang tot individualiteit, welke het Deensche meisje en de Deensche vrouwen er toe brengt, werk te zoeken om in eigen onderhoud te kunnen voorzien. De spreekster deelde mede, dat in de toonaangevende kringen van Kopenhagen jonge meisjes betaald werk aannemen om bijv. het budget van haar kleedgeld te verhoogen en tusschen haar bals en soirées door vindt zij gelegenheid dat werk af te maken. Vrouwen, die voor een beroep worden opgeleid, geven in den regel dit na haar huwelijk niet op, maar laten haar huishouden door een betaalde kracht bestieren, wat niet wegneemt, dat vele getrouwde vrouwen met hart en ziel haar eigen huishouden verzorgen.
Spr. deed uitkomen dat de Deensche wetten de vrouw beschermen en haar uit de staatskas het geldelijk verlies vergoeden, dat zij mochten lijden door de bepaling, dat een vrouw gedurende de vier eerste weken na haar bevalling geen arbeid mag verrichten. Deze uitkeering van Staatswege doet haar niet tot de bedeelden behooren.
In het tweede gedeelte harer lezing deelde de spreekster nog nadere bijzonderheden mede over de wijze waarop Deensche meisjes van goeden huize in haar onderhoud voorzien, bijv. door het maken van bonbons en geleien, die ze thuis maken, of met photografeeren. Twee dames van de Kopenhaagsche aristocratie hebben een restaurant en een van de gezusters houdt geregeld ’s avonds eenige uren achter het buffet toezioht op den goeden gang van zaken. Er zijn tal van vrouwen die het vak uitoefenen van goudsmid, horlogemaker, boekbinder, houtschilder, er zijn er velen die les geven in gymnastiek en dansen, of werkzaam zijn op de ministerieele bureaux, of wel met stenografie haar brood verdienen en daardoor haar zelfstandigheid zoeken, waarop de vrouw volgens do Deensche opvattingen evenveel recht heeft als de man.
Ten slotte besprak mevrouw Valeton nog den arbeid van vele gehuwde dames, die kantoorwerkzaamheden verrichten of als onderwijzeressen werkzaam zijn, waarbij ze hetzelfde aanvangssalaris ontvangen als haar mannelijke collega’s.
In antwoord op vragen, die haar door de aanwezigen, gesteld werden, deelde de spreekster nog mede, dat zij het leven der Deensche arbeidersvrouwen hier niet besproken had, omdat zij dit genoegzaam bekend achtte. Het minimum loon wordt op peil gehouden door de zorgen van de vakvereenigingen, zoodat het standaardloon niet draalt tengevolge van de concurrentie van vrouwen, die niet in de eerste plaats behoeven te werken om in haar levensonderhoud te voorzien.
De Bijenkorf.
Vroolijk en feestelijk woeien gisteren de vlaggen van het nieuwe hulpgebouw van het damesmodemagazijn De Bijenkorf, op het Damrak, dat heden in gebruik werd genomen. Dit tweede hulpgebouw was, zooals men weet, noodig geworden, omdat de plek waar het eerste stond, nu in aanmerking komt voor den bouw van het groote nieuwe magazijn, waarvan het gedeelte aan den Damkant al reeds een heel eind is opgeschoten.
Het tweede hulpgebouw kreeg een mooie plaats op het Beursplein, vlak voor de Beurs, waar het echter nog een heel eind voorbij uitspringt, zoodat een der groote uitstalramen het heele Damrak beheerscht. Voor een tijdelijk gebouw ziet dit nieuwe magazijn er keurig uit. Het is wat minder in oppervlakte dan het vorige, dat 1500 vierk. Meter besloeg, tegen dit nieuwe 1100 vierk. Meter, maar daarentegen heeft dit gebouw twee verdiepingen, waardoor men aan ruimte heel wat gewonnen heeft en bovendien komt aan deze inrichting ten goede het keurige interieur, met zijn ruim trappenhuis en prachtig bovenlicht. De groote ruimte waarover men beschikte, maakte het ook mogelijk de verschillende afdeelingen fraaier in te richten en meer overzichtelijk te maken. De bovenverdieping heeft de afdeelingen voor damesconfectie, dameshoeden, japons en corsetten. Bovendien is er een nieuwe, bijzonder aantrekkelijke afdeeling voor Oostersche tapijten, waar in rijken overvloed de mooie kleurige tapijten en kleedjes liggen uitgestald.
Op de plek waar dit hulpgebouw is geplaatst staat, zooals men weet, een van de fonteinen die het Beursplein versierden en waar de voerlieden hun paarden lieten drinken. Die fontein moest blijven staan en de bouwmeester heeft er handig gebruik van gemaakt, door om die die fontein een toonbank te timmeren, waar nu zeep wordt verkocht.
Het nieuwe helder verlichte magazijn had dezen eersten middag veel bekijks en druk bezoek, niet enkel van nieuwsgierige toeschouwers, maar ook van koopsters, in alle afdeelingen. Waarlijk een goed begin.
Voor een van de uitstalvensters zjjn een achttal gracieuze wasfiguurtjes tentoongesteld, voorstellende de vrouwelijke kleederdrachten uit verschillende eeuwen, van den tijd van den Franschen Koning Hendrik IV tot op heden.
Jubileum E. Goulmy. — De heer Eugène Goulmy, lid der firma Eugène Goulmy & Baar, Kon. Ned. Sigarenfabrieken, herdacht Zondag, dat hij zich vóór 25 jaren als sigarenfabrikant te Amsterdam vestigde. Er was gisteren receptie ten kantore der firma te Amsterdam, welke zeer druk bezocht was. De kantoorlokalen waren als het ware herschapen in een lusthof. Ze waren versierd met prachtige planten en bloemen en belegd met Perzische tapijten. Vele bloemstukken werden den jubilaris aangeboden, waaronder een reusachtig stuk van het personeel. De heer R. Baar bood zijn compagnon het bronzen beeld „Le Travail”, van C. Marioton, aan, onder het uitspreken van een hartelijke rede. Door hoofd- en kantoorpersoneel, zoowel van Amsterdam als Den Bosch en vertegenwoordigers werden ook toespraken gehouden en door hen het portret van den jubilaris, geschilderd door Antoon van Wely, den heer Goulmy vereerd.
Personeel in dienst van Van Gend & Loos
Binnen korten tijd wordt de oprichting van een Roomschen Bond onder dit personeel tegemoet gezien. S.-Raphaël, Bond van R.-Kath. Spoor en Tramweg-personeel zegt hiervan:
„Wij juichen de pogingen van ganscher harte toe. Door den voortdurenden omgang met genoemd personeel zijn wij er volkomen van overtuigd, dat het dringend noodig is, voor die arme menschen met hun lage loonen, schreeuwend lange diensttijden en hunne totaal ongeregelde rechtspositie, eene organisatie tot stand te brengen.”
A. s. Woensdagavond geeft mevrouw Wensma—Klaasen een voordrachtavond in de kleine zaal van het Concertgebouw.
Jubileum A. G. Gaarlandt. — 17 October a.s. hoopt de heer Gaarlandt, commies-boekhouder bij do H. IJ. S. M. te Amsterdam, te herdenken, dat hij vóór 25 jaren bij deze maatschappij in dienst trad.
Niet alleen wordt de aanstaande jubilaris door zijne directie gewaardeerd, maar als 1e secretaris der Broederschap van H. S. M.-Commiezen heeft hij zich voor het korps, waartoe hij behoort, zeer verdienstelijk gemaakt en door zijne heldere adviezen in de vakvereeniging velen aan zich verplicht.
Moderne Kammerkunst. — Marya Delvard en Marc Henry zullen nog een laatste Kammerkunst-Soirée geven in den Hollandschen Schouwburg, op Donderdag 17 October, waarvoor een geheel nieuw programma is vastgesteld.
Moderne Kunstkring.
Op de internationale tentoonstelling van moderne kunst zijn in de eerste week reeds verkocht: van Alma »Paysage«, van Mondrian »Arbres en fleurs« en »Sur les dunes« en van Schelfhout »Paysage de Rivage«, »Etude« en een ets »La Provcnce«.
Botsing.
Een tram van lijn 10, die van de remise in de Tollensstraat kwam en den Overtoom opreed, kwam daar gisteren te ongeveer zeven uur in botsing met een wagen van lijn 1; beide trams werden zwaar beschadigd. Er gebeurden geen persoonlijke ongelukken. Het ongeval had wel eenige vertraging ten gevolge.
Raad voor de Scheepvaart.
Aanvaring s.s. Prins Willem V.
Voor den Raad voor de Scheepvaart is Maandag de aanvaring behandeld van de Prins Willem V, van den Kon. West-Indischen Maildienst, met den Vlissingschen loodskotter No. 9, op 13 September in het Engelsche Kanaal bij Dungeness.
Deze zaak is van belang, omdat de gezagvoerder van de Willem V, de heer G. J. de Bruyn, beschuldigd werd na de aanvaring onmiddellijk zijn koers vervolgd te hebben, niettegenstaande de kotter naar den naam van zijn schip gevraagd had en zelfs een jol uitgezet had om te zien welk schip aangevaren had.
Daags na het ongeval kwam de Willem V te Amsterdam in de haven. Dadelijk heeft toen de gezagvoerder de botsing gerapporteerd. Vanwege de directie van den Kon. West-Ind. Maildienst werd bekend gemaakt, dat de kapitein onmiddellijk na het aanvaren liet stoppen, maar weer zijn koers vervolgd heeft, toen hij gewaar werd dat slechts de boegspriet van den kotter beschadigd was en er geen gevaar bestond. Van het uitzetten van een boot had kapitein de Bruyn niets gezien. De oorzaak schreef hij toe aan het niet laten zien der zijlichten door den kotter.
De kapitein verklaarde voorts in de zitting van vanmiddag, dat de aanvaring gebeurde bij helder, klaar weer. Men zag van den kotter alleen het toplicht. De kotter was recht vooruit. Er werd toen dadelijk vaart verminderd. Men dacht er langzaam voorbij te kunnen varen. Maar toen op eens de kotter dwarsvoor was, op eenige scheepslengten afstand, werd volle kracht achteruitgeslagen. Dit kon niet verhinderen, dat de schepen op elkaar liepen. De kotter stootte even met zijn boegspriet tegen de Willem V. Toen de kotter zag, dat het stoomschip „voor-over wilde leggen”, heeft hij geen groen licht laten zien, om aan te geven, welken koers hij wilde nemen. Na de aanvaring riep men van boord van het loodsvaartuig om den naam van het schip, waarop kapitein de Bruyn op zijn beurt om den naam van den kotter vroeg. Nadat hij het aangevaren vaartuig had zien wegvaren, bleef hij nog eenigen tijd gestopt liggen en zette toen zijn reis voort.
De voorzitter merkte den gezagvoerder op, dat het toch gebruik was dadelijk den naam op te geven, indien er naar gevraagd werd, waarop kapt. de Bruyn antwoordde, dat door hem opzettelijk niet gezwegen was. Hij had gemerkt dat men op het loodsvaartuig met fakkellicht naar den naam gezocht had en toen niets meer gevraagd werd, dacht hij, dat men al op de hoogte was.
De loodsschipper, de heer H. Willemsen, verklaarde, dat de lantaarns op zijn vaartuig in orde waren. Persoonlijk had hij zich er van overtuigd. Het groene vuur werd niet dadelijk getoond en koers en vaart werden behouden, omdat men op het stoomschip steeds rood licht gezien had en men meende vrij gepassserd te worden. Er werd vijf maal „geflambouwd”, om te laten zien, dat men loods voor de Schelde was. Overigens klopte de verklaring van den schipper met die van kapt. de Bruyn.
De derde stuurman, de heer Brandsma, verklaarde aan boord van het loodsvaartuig geen boordlicht gezien te hebben.
Nadat nog een zeeloods van den kotter gehoord was, werd het onderzoek in deze zaak gesloten.
De Raad zal later uitspraak doen.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
à 60 Cent per regel.
INLICHTINGEN.
S. B., te A. — Neen.
G. de J., — ’t Is wellicht het beste, om te weigeren de woning te betrekken, voor alles in orde is gemaakt.
FAILLISSEMENTEN.
Failliet verklaard:
A. P. H. Wiesenhaan, te Sloten, Admiraal de Ruyterweg 93i, aldaar; — rechter-commissaris jhr. mr. J. J. A. Quintus; cur. mr. Th. I. K. M. Hilterman.
P. A. van Marle, fabrikant van drop en suikerwerken, 1e Helmersstraat 37, kantoor Egelantiersgracht 76, alhier; — r.-c. als voren; cur. mr. K. J. Abbring Hingst.
L. M. Berlijn, banketbakker, Koningstraat 34, alhier; — r.-c. en cur. als voren.
Geëindigde Faillissementen van:
G. M. de Vries, koopman, Hazenstraat 19, alhier.
H. Zuijderduijn, winkelier, Wittenburgergracht 51, alhier; door het verbindend worden der uitdeelingslijsten.
RECHTSZAKEN.
Valsche aangifte.
Voor het Gerechtshof heeft de advocaat-generaal bevestiging gevraagd van het vonnis der Rechtbank van 3 Januari j.l., waarbij L. N. wed. H. veroordeeld tot 2 maanden gevangenisstraf, wegens het feit, dat zij op 28 September 1911 aan den inspecteur van politie Quanjer aangifte had gedaan dat J. B. haar op 26 Sept. 1911 in haar schafthuis, Nieuwe Achtergracht 100 met zijn vuist in de rechterzijde had gestompt, tegen het been had getrapt en met een mes had bedreigd, wetende dat een en ander niet was geschied.