Pagina:Het Nieuws van den Dag 1912 no 13143 WETENSCHAP EN KUNST.djvu/1

Deze pagina is proefgelezen

WETENSCHAP EN KUNST.


Moderne Kunstkring.Stedelijk Museum, Amsterdam.

II.

Zoo wij hier den Toorop missen van de krachtige of pracht-fijn geteekende portretjes, wij vinden hier gelukkig terug den teekenaar, die zijn verbeelding laat gaan ever de oude verhalen. En zoo hij ons niet, als in de symboliek van vroeger, iets van dat diepere voor oogen stelt, dat achter den schijn der dingen huift en ons in het gedruis van het dagleven verborgen bleef, toch geeft hij, in zijn eenvoud van gelooven, eenvoudiger, enkelvoudiger zijn visies van de Evangelie-verhalen: de apostelen op een zee van storm, angstig de handen uitstekend naar den rustige Christus-figuur, wiens aureool in dezen inktzwarten storm met geen andere kleur dan het rosse zeil, het eenige licht, grootsch gegrepen het moment van deze Le Christ et les Aprôtres pendant l’Orage; geeft hij fijner, droomeriger, in een kleine gekleurde krijtteekening, Méditation sur le chemin de la Croix; geeft hij Johannes op Patmos en vooral in een heel mooie aanduiding de Kruisiging, voor ons expressiever nog in haar beknoptheid dan de uitvoerig geteekende krans van kinderen om de voeten van den Heiland: Christus Eucharisticus.
Thorn Prikker ziet zijn verbeeldingen meer als decorateur dan als verluchter, en als zoodanig heeft men dan ook zijn meer dan levensgroote Zaaier op te vatten, die met veel groots misschien nog te veel realistische bijzonderheden vertoont.
Onze aanteekeningen in den catalogus volgend, vinden wij Petrus Alma, die in zijn Torse de femme de aanduiding van iets moois geeft, ook vooral in zijn zwart-en-wit geteekende Torse, terwijl bij hem het landschap ook wel iets dichter bij de natuur staat dan dat van de meesten. De beeldhouwer Alexandre Archipenko moge al begrip van het monumentale bezitten, men kan hem niet volgen in zijn zeer gewilde opvatting. Evenmin vinden wij den weg in de blokkendoos-achtige bouwsels van Georges Braque, die met zorg en soms niet zonder fantasie opgestapeld zijn. Het stilleven van Derain, No. 95, is niet kwaad.
Van Dongen is in zijn Zittende vrouw weer »épatant«! Maar het werk vertoont een soort van kracht, het is in zijn soort goed voorgedragen. Leo Gestel geeft hier geen nieuwen indruk van zijn werk, zijn decoratief behandelde azalea houdt zich heel goed, evenals sommige zijner studies van vrouwen. Het portret No. 117 van Jacoba van Heemskerck is zeker niet zonder verdienste.
Men moet erkennen dat de commissie van dezen Kring liberaal is. En is hier veel dat met het cubisme weinig of niets uit te staan heeft. Zoo de Teekening van Jessurun de Mesquita, drie figuren, waarvan de fijne houdingen in den fond herhaald worden. Zoo de rozen Nature Morte van Marie Laurencin, fijn en gevoelig het geel, het groen, het wit, zoo ook haar Portret. Over de rebussen van F. Leger willen wij liever niet uitwijden. Alleen kan men zeggen dat hij in zijn teekeningen soms beter is dan in zijn olieverf. Lismann is een cubist die zijn onderwerp met zorg kiest daar waar de natuur in bebouwde bergglooiingen en huizen daarboven hem in de hand werkt.
Wat P. Mondrian met zijn gebroken cirkels en ellipsen wil, is voor mij verborgen. Allicht dat er van het vlakke borduurwerk van mevrouw O. van Rees wel iets goeds kon komen zoo de ontwerpen belangrijker waren, als die van Freundlich.
In den kop van het Mansportret en in het Portret van een ouden Italiaan van Serton van Rosweyde is veel gevoeligs. Nog vinden wij een streep bij het Landschap van den Berlijner Smidt Rottluff. Schelfhout’s inzending is over het geheel wel gelukkig. Zijn zwart-en-wit Portret van Toorop geeft het karakter wel mooi terug. Dat zekere droomerige, vage in de oogen is vooral goed uitgedrukt. Deze schilder is in zwart-en-wit op zijn voornaamst. Onder het goede behoort ook Les Rochers. De Geraniums van Jan Sluijters is een frische bijdrage hier. De opvolging der houdingen in De Sonate van Verhoeven geeft wel iets rhythmisch, maar dat toch niet oorspronkelijk genoemd kan worden. Het gezicht op Westminster van de Vlaminck is, ofschoon het overal kon hangen, in vele opzichten verrassend.
Le Fauconnier zegt in zijn programma dat het onderwerp minder dan ooit van belang is. Bendien noemt zijn inzending dan ook eenvoudig Peinturen, Kikkert Compositie. Hiertegen kan wel niemand bezwaar hebben.
Nu zouden wij nog vergeten de aandacht te vragen voor de grafiek van den weinig bekenden Franschen meester Bresdin, die met zijn rag-fijne verbeeldingen iets van de ziel van Durer in zijn modern zeer verfijnd handwerk vertoont, die de vriend van Redon was, die door Baudelaire aan Gauthier werd aanbevolen, die, hier verdwaald, weldra in den kunsthandel Artz en Debois in een meer evenredig milieu geëxposeerd zal worden en die stellig de belangstelling van minnaars dezer kunst in de hoogste mate wekken zal.

Verbetering. — In het verslag van de tentoonstelling bij Theo Neuhuys komt een storende fout voor. Op regel 21 staat: »Van Suze Robertson is hier niet veel belangrijks meer, een nieuw werk ...« Men leze: »Is hier, met veel belangrijks, een nieuw werk” ..

G. H. MARIUS.