de heuvels van geyseriet over het algemeen zoo spoedig met gras en andere planten begroeid worden. Er is daartoe niet veel anders noodig dan dat de heete waterstroom tijdelijk naar een andere zijde wordt afgeleid. Het verklaart ons tevens, hoe de dennen bijna even gaarne op deze gesteenten van jongen vulcanischen oorsprong groeien als op de lava's, die overal rondom deze vallei de boschbedekte bergen vormen. Op deze is het verweerend gesteente rijk aan minerale voedingsstoffen, terwijl de geyserietheuvels niet alleen uit kiezelzuur bestaan, maar ook uit die andere bestanddeelen, die hier niet door verweering ontstaan, maar rechtstreeks door den groei der wieren vastgelegd zijn.
De verandering der levende wieren in dit vruchtbare gesteente verdient nog een nadere beschouwing. Zij vormen een vlies, dat aan de onderzijde langzamerhand verkiezelt; zij plegen daar meest vast met den onderliggenden bodem te zijn verbonden, daar zij slechts een voortzetting van den groei en de transformatie van dien bodem zijn. Doch soms laat de bovenste korst in kleine stukjes min of meer gemakkelijk los; en dan blijken die stukjes op de breukvlakte groen te zijn. En dit zoowel als de bovenkant donkerbruin is, als wanneer zij zoo bleek is, dat men er geen wierleven in vermoeden zou. Het groen is blauwachtig in allerlei tinten, zoodat men daaruit mag afleiden dat hier soorten uit de groep der Blauwwieren de hoofdrol spelen. De losgelaten stukjes bevatten vrij veel kiezelzuur maar zijn nog bros en het was gemakkelijk ze tot een fijn poeder te wrijven. In de onmiddellijke nabijheid der geyserbekkens en der heete bronnen droogt deze korst veelal langzaam op, en ik vond haar