Pagina:Het Yellowstone-Park (1904).djvu/179

Deze pagina is gevalideerd
167
 

De fauna van de onderste lagen van de cambrische periode, die dus de alleroudste is, waaromtrent de fossielen ons iets leeren, was rijk en verscheiden, en de meeste tegenwoordige typen van het dierlijk leven hadden hun vertegenwoordigers reeds in dien tijd, terwijl er daarnaast toen geen eenigszins belangrijke typen gevonden werden, die thans geen levende nakomelingen meer zouden hebben. Gewervelde dieren en bloemplanten waren er toen nog niet, maar van de lagere dieren, en zoover men na kan gaan van de wieren, waren de hoofdtypen toen reeds allen aanwezig. Men kent omstreeks 150 soorten van dieren uit die onderste cambrische lagen, maar deze zijn zeer gelijkelijk verdeeld over de orden en familiën, die thans nog op den bodem der zee leven.

Die 150 soorten maken daarenboven niet den indruk van allerprimitiefste voorvaderen te zijn van de tegenwoordige typen. Integendeel, de specialisatie en organisatie mogen toen in bizonderheden anders geweest zijn dan nu, zij stonden volstrekt niet merkbaar lager dan thans. In geologischen zin de alleroudste waren zij volgens zoölogische opvatting even modern als de tegenwoordig levende wereld. Binnen in elke groep is het aantal soorten en vormen in de sedert vervlogen tijden uitermate toegenomen, en is er een verscheidenheid ontwikkeld zooals die toen, naar alle waarschijnlijkheid, op verre na niet bestond. Maar deze differentiëering geldt eigenlijk slechts bijzaken, terwijl de hoofdzaken nagenoeg onveranderd zijn gebleven. Allerlei levensomstandigheden, deels voortspringende uit de ongelijkheden van den bodem der zee en de verschillende diepten, voornamelijk echter te wijten aan de overal afwijkende eischen van den strijd met