Pagina:Het Yellowstone-Park (1904).djvu/50

Deze pagina is gevalideerd

44

evenals deze. Verder een lichtgele Eriogonum, een der alleralgemeenste bloemplanten overal waar het bosch maar eenigszins open is. Onder de laatste groep verdient allereerst een Phlox genoemd te worden. Het is een laag kruipend plantje met vrij groote witte bloemen, die alleen staan, doch overigens met die van onze najaars-seringen overeenkomen. De bladeren zijn naaldvormig. De bloemen waren nu eens vijf- dan weer vierstralig. Een fijne soort van Polemonium met blauwe bloemen, en een soort van Phacelia met rozetten van wortelbladeren en opstijgende stengels, die kluwens van bleek purperen bloemen droegen, en eindelijk de meest gewone plant dezer bosschen, de blauwe lupinen, waarvan men overal de vingervormige bladeren en de blauwe bloemtrossen ziet. Van deze soort vond ik ook een wit en een rose exemplaar. Trouwens ook van de blauwe gentiaan en van de gewone blauwe klokjes trof ik in dit bosch een enkele maal een groepje met zuiver witte bloemen aan. De variabiliteit is hier dus al juist zooals bij ons.

Een vrij groot aantal soorten komt met bij ons inheemsche wilde planten min of meer overeen. Onder deze trof mij vooral de Parnasbloem. Onze Parnassia heeft vijf groote, breede witte bloembladeren, die elk een straalvormig vertakt, groen en geel, schubvormig aanhangsel dragen. Die aanhangsels zien er uit als onechte meeldraden. Hier bloeide de Parnassia langs de beken met smalle witte bloembladeren, die ter weerszijden een fraaie witte franje droegen, en hadden zij elk een kort en onvertakt, groen en geel gekleurd kliertje. Overigens was de bouw van de bloem en de plant dezelfde als bij onze soort. Van het wintergroen of Pyrola bloeiden hier twee soorten. Een precies zoo