dikwijls vijf en meer zulke sporen, als peperhuisjes, in elkander geschoven zijn. Dat daarbij de rol der sporen, om honig af te zonderen en aan de insekten aan te bieden, grootendeels verloren gaat, behoeft wel geen betoog. Daarbij is in zulke bloemen gewoonlijk het aantal meeldraden sterk afgenomen, zoodat haar kans op bestuiving veel geringer is, dan bij den oorspronkelijken, wilden vorm.
Bloemblad van het Par-
naskruid met het hand-
vormig samengestelde
honigkliertje a.
Bij het Parnaskruid, een der fraaiste bloemen onzer vochtige duinvalleien, komen organen van den vorm van samengestelde meeldraden voor, welke, in plaats van stuifmeelknopjes, kogelronde klierachtige knopjes aan de uiteinden hunner takjes dragen (fig. 46). Vroeger werden deze deelen door schrijvers als onvruchtbare, d.i. geen stuifmeel voortbrengende meeldraden beschreven. Bij de Passiebloemen ziet men, tusschen de meeldraden en den stamper in geplaatst, een krans van straalvormige lichaampjes, die eveneens vroeger als onvruchtbare meeldraden beschreven werden en een bizondere vorm van insektenlokkende organen zijn. Iets dergelijks treft men onder onze inlandsche planten bij het Ruiterskruid onzer slooten aan waar de onvruchtbare meeldraden der stamperbloemen groot en zeer in het oog loopend zijn, en dus belangrijk tot het aanlokken van insekten bijdragen.
Na deze uitvoerige beschouwing van den vorm der honigkliertjes en verwante organen wensch ik over den honig zelven eenige korte mededeelingen te doen. Het zoete sap der bloemen, dat men gewoonlijk kortweg honig noemt, is werkelijk honig, doch in zeer waterachtigen, dun vloeibaren toestand. Het behoeft, om in echten honig veranderd te worden, geen andere toebereiding, dan dat het het overtollige vocht verliest, en daardoor de noodige dikte verkrijgt. Koelreuter verzamelde in 1760 gedurende den bloeitijd van een oranjeboom dagelijks het zoete sap uit de bloemen, en liet dit langzaam