bloemige planten te verzekeren. Het eerste is de vereeniging der kleine bloempjes tot dichte bouquetten, zoogenoemde bloemgroepen, die groot genoeg zijn om met groote bloemen in zichtbaarheid en glans van kleuren te kunnen wedijveren, en dus met evenveel succes de insekten te lokken als gene. Het tweede, als het ware het uiterste middel, waarnaar de natuur grijpt, als alle middelen om insekten te lokken falen, is de zelfbestuiving der bloemen, zonder medewerking der insekten. Doch in de meeste gevallen wordt dit middel niet eer gebruikt, voordat de bloemen lang genoeg gebloeid hebben, om ten minste bij gunstig weer, en in tijden dat veel insekten naar bloemenvoedsel zoeken, zoo veel mogelijk kans gehad te hebben, om door medewerking dezer diertjes bestoven te worden. Meer dan alle tot nu toe beschreven feiten, wijst deze omstandigheid er ons op, dat het voor de planten voordeeliger is dat haar bloemen met stuifmeel uit andere gelijksoortige bloemen, dan elk met haar eigen stuifmeel bestoven worden.
Na deze inleiding wensch ik eerst de bloemgroepen, en daarna de zelfbestuiving te bespreken.
Onder bloemgroepen, bloeiwijzen, inflorescentiën, verstaat men in de plantkunde vereenigingen van bloemen aan een tak of een stelsel van takken. In den nauwsten zin opgevat, mag in zulk een bloemgroep geen gewoon loofblad voorkomen; daarentegen worden er veelvuldig schubachtige bladen in aangetroffen, in wier oksels dan de zijtakken of wel de bloemen staan. Nu eens eindigt de hoofdas terstond in een bloem, en vertakt zich slechts op één enkele plaats. Dan herhaalt zich met de zijtakken, die één, twee of drie in getal kunnen zijn, hetzelfde; ook zij eindigen weldra in een bloem, na zich slechts op ééne hoogte vertakt te hebben. Ook deze zijtakken herhalen het gegeven voorbeeld, en zoo gaat het voort, zoolang er nog vertakking plaats heeft (fig. 51.) Men is gewoon zulk een bloemgroep een bijscherm te noemen. De opgerolde bloeitop onzer vergeet-mij-nietjes is een bijscherm, waarvan elke tak slechts één zijtak draagt. Bijschermen met telkens twee takken vindt men o.a. bij het Duizendguldenkruid onzer duinen (fig. 51), bij allerlei soorten van muur, enz.