HET LEVEN DER BLOEM.
I
BESTUIVING EN BEVRUCHTING.
Van het geheele leven der bloem is er slechts één klein tijdperk, dat algemeen onze aandacht trekt. Het is dat, waarin de bloem door haar fraaie kleur, haar eigenaardigen vorm of haar lieflijken reuk zich van de overige deelen der plant onderscheidt. Doch dit tijdperk, hoe belangrijk het ook in menig opzicht moge zijn, vormt slechts een kort deel van het geheele leven der bloem. De meeste bloemen prijken slechts weinige dagen met die zoo sterk in 't oog loopende eigenschappen; doch langen tijd daarvoor was hare ontwikkeling reeds in vollen gang, en langen tijd daarna zal zij, of ten minste een harer belangrijkste deelen, nog steeds zich meer en meer ontwikkelen. Het toppunt dezer ontwikkeling wordt eerst bereikt wanneer de vrucht en de zaden rijp zijn. De vrucht toch is het gedeelte der bloem, dat na den bloeitijd zich verder ontwikkelt. Vóór den bloeitijd draagt de geheele bloem den naam van knop.
Het is een alledaagsch verschijnsel, dat bij verreweg de meeste planten telkens en telkens kan waargenomen worden, dat een bloem alleen tijdens den korten duur van haar bloeitijd de bovengenoemde eigenschappen bezit, terwijl zij gedurende al den overigen tijd van haar leven, zoowel als knop, als in den toestand van onrijpe vrucht, slechts de groene kleur bezit, en zich dus op 't oog ternauwernood van haar omge-