groeien van een lange buis uit de stuifmeelkorrels; deze buis drong door het stijlkanaal en langs de zaadlijsten naar de zaadknoppen door, om daar in deze binnen te dringen en zich met haar top tegen het belangrijkste deel van den zaadknop, de eicel, aan te leggen. Nadat dit geschied is, vindt de overgang van een deel van den inhoud der stuifmeelbuis in de eicel en de vereeniging der beide celkernen plaats, die men bevruchting noemt, en waarvan het gevolg is, dat de eicel zich verder gaat ontwikkelen en eindelijk tot de kiem van het zaad uitgroeit.
Dit zijn in korte trekken de voornaamste gevolgen der bestuiving. Zij zijn eenvoudig genoeg, zoo men ze eens goed begrepen heeft: daarenboven zijn zij bij alle soorten van bloemen dezelfde. Behalve deze heeft de bestuiving echter nog allerlei andere gevolgen, die in verschillende plantensoorten in verschillende mate worden waargenomen, en in hooge mate onze aandacht verdienen. Ten einde de beschrijving dezer verschijnselen duidelijk te maken is het noodig, aan een stelling van ons eerste hoofdstuk te herinneren. Zij betreft de eicel, die in den kiemzak van den zaadknop ligt, en die in fig. 15 op blz. 24 is afgebeeld. Uit deze eicel ontstaat de geheele kiem, m.a w. dus het geheele miniatuurplantje in den zaadkorrel. Fig. 16 op blz. 24 gaf ons den eersten toestand van ontwikkeling te aanschouwen; hier had de eicel zich reeds in een aantal cellen gedeeld. Deze deeling gaat zoolang voort, totdat alle deelen der jonge plant, het stengeltje, het worteltje en de aanleg der eerste bladen uit die ééne eicel gevormd zijn. Daarentegen ontstaan de beide omhullende vliezen van het zaad niet uit de eicel; zij zijn reeds in den zaadknop aanwezig en groeien slechts verder. Evenmin ontstaat het kiemwit, zoo dit aanwezig is, uit de eicel. De aangehaalde fig. 15 leerde ons, dat door de stuifmeelbuis uitsluitend de eicel bevrucht wordt. Bij de ontwikkeling van een vruchtbeginsel na de bevruchting hebben wij dus tusschen twee groepen van onderdeelen te onderscheiden. Ten eerste de kiemen der zaden of de miniatuurplantjes, die uit bevruchte eicellen ontstaan zijn; ten tweede alle overige deelen,