Wil men het medegedeelde aan levende bloemen toetsen, zoo zijn daartoe in het algemeen de wilde bloemen meer aan te bevelen dan de gekweekte. Bij de laatsten toch zal men niet zelden op eigenschappen stuiten, die in de vrije natuur niet voorkomen, en slechts produkten der kunst zijn. Deze volgen dan, gelijk licht te begrijpen valt, de voor de natuurlijke vormen geldende regels niet. Het meest wijken in deze opzichten de gevulde of zoogenaamde dubbele bloemen af. In deze zijn, tengevolge der cultuur, bepaalde deelen zoo veranderd, dat zij den vorm, de kleur, en in 't algemeen de eigenschappen van andere deelen der bloem aannemen. Meestal zijn het de meeldraden, die in de bloembladen veranderd zijn, gelijk bij de rozen. Treft deze verandering alle meeldraden, zoo is daardoor de mogelijkheid der vruchtvorming uitgesloten, en zoo slechts enkele overblijven wordt deze zeer bemoeilijkt. Onze gekweekte, dubbele rozen geven dan ook gewoonlijk geen vruchten (bottels), terwijl de wilde soorten onzer duinen in den herfst met hare fraaie roode of glanzend zwarte vruchten het oog boeien. Bij bloemen met weinig meeldraden vermag de cultuur het aantal dezer organen te vermeerderen, terwijl zij ze alle in bloembladen verandert. Bij weer andere planten worden ook de stampers door de cultuur aangetast en in bloembladen overgevoerd. Talrijke voorbeelden zou ik van dubbele bloemen kunnen aanhalen, daar in den tegenwoordigen tijd de cultuur bijna van elke gekweekte plantensoort een dubbelen vorm in den handel gebracht heeft.
Men verdeelt de bloemen, al naar gelang van de wijze waarop in haar de bestuiving plaats vindt, in twee groote groepen, die zich in menig opzicht van elkander onderscheiden. Bij de bloemen der eerste groep wordt het stuifmeel door insekten, bij die der tweede afdeeling door den wind op den stempel overgebracht. Insekten bezoeken, gelijk iedereen weet, de bloemen om er den honig te verzamelen, dien zij als voedsel gebruiken. Vele insekten voeden zich daarenboven met stuifmeel, dat steeds in overvloedige hoeveelheid in de bloemen wordt aangetroffen. Terwijl zij nu dezen honig of dit stuifmeel in de bloem opzoeken, kleeft het gele poeder aan alle kanten