Pagina:Het leven der bloem (1900).djvu/23

Deze pagina is gevalideerd
11
BESTUIVING EN BEVRUCHTING.


van hun lichaam, en zoo zij slechts even tegen den stempel stooten, kan het op deze worden overgebracht. Op de wijze hoe dit geschiedt, en op de noodzakelijkheid er van kom ik weldra terug.

Insektenbloemen en windbloemen onderscheiden zich op het eerste gezicht door een aantal kenmerken, die echter geen van alle zonder uitzondering aan de eene of aan de andere zijde gelden.

De eersten zijn gewoonlijk groot, fraai gekleurd of welriekend, alles eigenschappen, waardoor zij de insekten tot zich lokken. De laatsten missen de fraaie kleuren en sterke geuren, en zijn meestal zoo klein, dat zij weinig in 't oog loopen. In dit geval verkeeren de bloemen van de meeste bij ons inheemsche boomen, zooals de populieren, hazelaars, beuken, eiken, enz. Bij deze toch trekken de bloempjes de opmerkzaamheid slechts daardoor tot zich. dat zij tot lange dunne trosjes vereenigd zijn, en in grooten getale vóór de bladen, of tijdens de eerste ontwikkeling van deze, te voorschijn komen.

Een zeer belangrijk onderscheid ligt verder in het stuifmeel. De windbloemen bezitten een zeer groote hoeveelheid hiervan; bij haar bestaat het uit kleine gladde droge korreltjes, die niet aan elkander kleven. Men kan zich hiervan gemakkelijk overtuigen, zoo men een bloeienden tak van een der genoemde boomen schudt. Het stuifmeel komt dan uit de meeldraden in groote wolken voor den dag, die zoo licht zijn, dat zij door den geringsten luchtstroom opgenomen en verder gevoerd worden. Daarbij zetten zich de korrels in zoo groote hoeveelheid overal af, dat er noodzakelijk ook eenige op de stempels der vrouwelijke bloemen moeten komen. Bij de meeste der opgenoemde boomen toch zijn de meeldraden in andere bloemen geplaatst dan de stampers.

Het is duidelijk, dat bij deze wijze van bestuiving een groote hoeveelheid stuifmeel verloren gaat. Daar nu in de stuifmeelkorrels de beste voedingsbestanddeelen der plant opgehoopt zijn, is deze inrichting als een aanzienlijke krachtsverspilling te beschouwen, wier eenig doel is, de kans dat er korrels op de stempels zullen komen zoo groot te maken als eenigszins mogelijk is.