Pagina:Het leven der bloem (1900).djvu/88

Deze pagina is gevalideerd
76
DE BETEEKENIS DER BLOEMKROON.


in elkander zitten, leeren ons de figuren 38 B en C. Hier zien wij dat de top van den bloemsteel tot een vrij breeden bloembodem uitgezet is, waarop alle organen der bloem, elk voor zich, zijn vastgehecht. Den buitensten krans vormen de vier geelgroene of bruinachtige kelkbladen; zij grijpen met hunne randen zóó over elkaar, dat zij als 't ware een nauwe buis om alle overige deelen heen vormen. In deze buis liggen de onderste smalle deelen der bloembladen (fig. 38 D), terwijl de fraai gekleurde breede deelen vrij uit den top der buis aan het licht treden. Binnen den krans der bloembladen liggen de zes meeldraden, zóó geplaatst, dat zij bijna den weg naar de honigkliertjes versperren. Deze toch liggen op den bloembodem, rondom den voet der meeldraden. Een vlinder, die zich op de vlakke bloembladen neerzet, om met den langen, buisvormigen bek den honig op te zuigen, moet dus den bek noodzakelijk tusschen de meeldraden door bewegen en het stuifmeel der helmknopjes daarbij aanraken. De kleverigheid van dit poeder is oorzaak dat het aan den bek van den vlinder blijft hangen. Vlak tusschen de meeldraden staat nu de kleine, tweelippige stempel op den top van het lange vruchtbeginsel. Het behoeft wel geen nadere toelichting, dat ook langs dezen stempel de vlinder den bek doet glijden, en dat zoodoende het stuifmeel op den stempel zal gebracht worden. Gelijk fig. 38 C ons aantoont, staat de stempel juist even te hoog, om door de meeldraden zonder vreemde hulp bestoven te worden. Bloemen, die niet door insekten bezocht werden, kunnen dus geen vrucht zetten. De geheele plaatsing der deelen ten opzichte van elkander wijst er op, dat de vlinders, van de eene bloem naar de andere vliegende, steeds het stuifmeel mede zullen voeren, en zoodoende gewoonlijk elke bloem met stuifmeel uit een andere bloem zullen bestuiven.

De Anjelieren vertoonen ons, om zoo te spreken, slechts een variatie op hetzelfde thema. De bouw der bloemen is geheel dezelfde als bij de kruisbloemigen, slechts het aantal der deelen in elken krans verschilt. De vijf kelkbladen zijn hier tot een buis vergroeid, die de inwendige deelen nog vaster omsluit dan bij de muurbloem. De bloembladen hebben den-