Pagina:Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919).pdf/166

Deze pagina is proefgelezen

man Gods beproeven. [1] De heilige bestaat al die proeven voortreffelijk. Zijn askese is van de meest barbaarsche soort, herinnerend aan zijn tiende-eeuwsche landgenooten Sint Nilus en Sint Romuald. Hij vlucht, als hij vrouwen ziet. Hij had sedert zijn jongelingsjaren nooit een geldstuk aangeraakt. Hij slaapt meest staande of leunende; hij scheert nimmer haar noch baard. Hij eet nimmer eenig dierlijk voedsel, en laat zich enkel wortels geven.[2] Nog in zijn laatste maanden schrijft de koning persoonlijk, om de geschikte kost voor zijn zeldzamen heilige te bekomen: "Monsieur de Genas, je vous prie de m'envoyer des citrons et des oranges douces et des poires muscadelles et des pastenargues, et c'est pour le saint homme qui ne mange ny chair ny poisson; et vous me ferés ung fort grant plaisir."[3] Hij noemt hem nooit anders dan "le saint homme", zoodat zelfs Commines, die den heilige herhaaldelijk zag, diens naam nooit schijnt te hebben geweten.[4] Maar "saint homme" noemden hem ook degenen, die spotten over de komst van dezen zonderlingen gast, of die zijn heiligheid niet vertrouwden, zooals 's konings lijfarts Jacques Coitier. Uit de mededeelingen van Commines spreekt een nuchter voorbehoud. "Il est encores vif — besluit hij — par quoy se pourroit bien changer ou en myeulx ou en pis, par quoy me tays, pour ce que plusieurs se mocquoient de la venue de ce hermite, qu'ilz appelloient sainct homme."[5] Toch getuigt Commines zelf, nooit iemand te hebben gezien "de si saincte vie, ne où il semblast myeulx que le Sainct Esperit parlast par sa bouche". En de geleerde theologen uit Parijs, Jean Standonck en Jean Quentin, uitgezonden om met den heiligen man te spreken naar aanleiding van het verzoek tot stichting van een convent der Minimen te Parijs, komen onder den diepsten indruk van zijn persoon, en keeren genezen van hun tegenkanting terug.[6]

De belangstelling van de Bourgondische hertogen voor de heiligen van hun dagen is van een minder zelfzuchtigen aard dan die van Lodewijk XI voor Sint Franciscus de Paula. Het is opmerkelijk, hoe meer dan een van de groote visionairen en buitensporige asceten geregeld optreedt als bemiddelaar en raadgever in politieke zaken. Het is het geval met Sint Colette en met den zaligen Dionysius van Ryckel of den Kartuizer. Colette werd door het huis van Bourgondië met bijzondere onderscheiding behandeld; Philips de Goede en zijn moeder Margareta van Beieren kenden haar persoonlijk, en wonnen haar raad in. Zij geeft haar bemiddeling in verwikkelingen tusschen de huizen van Frankrijk, Savoie en Bourgondië. Het zijn Karel de Stoute, Maria en Maximiliaan, Margareta van Oostenrijk, die steeds blijven aandringen op haar heiligverklaring. [7] Veel belangrijker nog is de rol, die Dionysius de Kartuizer gespeeld heeft in het openbare leven van zijn tijd. Ook hij is in herhaalde relaties met het huis van Bourgondië, en treedt op als raadgever van Philips den Goede. Samen met den

  1. Sed volens caute atque astute agere, propterea quod a pluribus fuisset sub umbra sanctitatis deceptus, decrevit variis modis experiri virtutem servi Dei, Acta Sanctorum, l.c.
  2. Acta Sanctorum, l.c.p. 108; Commines, II p. 55.
  3. Lettres, X p. 124. 29 Juni 1483.
  4. Lettres, X p. 4 etc., Commines, II p. 54.
  5. Commines, II p. 56, Acta Sanctorum, l.c.p. 115.
  6. A. Renaudet, Préréforme et Humanisme à Paris, p. 172.
  7. Doutrepont, p. 226.