Pagina:Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919).pdf/184

Deze pagina is proefgelezen

met zijn verschillende hoedanigheden symbool zijn van velerlei andere, en ook met één en dezelfde hoedanigheid verschillende dingen beteekenen; en de hoogste dingen hebben hun duizenderlei symbolen. Geen ding is te nederig om het hoogste te beduiden en aan te wijzen ter verheerlijking. De okkernoot beteekent Christus: de zoete kern is de goddelijke natuur, de vleezige buitenschil de menschelijke, en de houten schaal daartusschen is het kruis. Alle dingen bieden stut en steun voor het opstijgen der gedachte naar het eeuwige; alle beuren elkaar van trede tot trede omhoog. Het symbolische denken geeft een voortdurende transfusie van het gevoel van God's majesteit en eeuwigheid in al het waarneembare en denkbare. Het houdt voortdurend het mystische levensgevoel brandend. Het doordringt de voorstelling van elk ding met verhoogde aesthetische en ethische waarde. Denk het genot, als elke edelsteen fonkelt met de glanzen van al zijn symbolische waarden, als de vereenzelviging van rozen en maagdelijkheid meer is dan een dichterlijk zondagskleed, als zij het wezen van beide aangeeft. Het is een waarlijke polyphonie der gedachte. Bij een doorgedacht symbolisme klinkt in elke voorstelling een harmonisch accoord van symbolen. Het symbolisch denken geeft dien zwijmel der gedachte, die prae-intellectueele vervloeiing van de identiteitsgrenzen der dingen, die tempering van het verstandelijk denken, welke het levensbesef op zijn hoogste heft.

Een harmonisch verband verbindt voortdurend alle gebieden der gedachte. De feiten van het Oude Testament beduiden, praefigureeren die van het Nieuwe, die der profane geschiedenis weerspiegelen hetzelfde. Bij elk denken valt, als in een kaleidoscoop, uit de ongeordende massa partikels een schoone en symmetrische figuur samen. Elk symbool krijgt een overwaarde, een veel sterkere graad van wezenlijkheid, doordat allen tenslotte geschaard staan rondom het centrale wonder der eucharistie, en daar is de gelijkheid geen symbolische meer, maar identiteit: de hostie is Christus. En de priester, die haar tot zich neemt, wordt daarmee het graf des Heeren; het afgeleide symbool deelt in de werkelijkheid van het opperste mysterie, elk beduiden wordt een mystisch één-zijn.[1]

Door het symbolisme werd het mogelijk, de wereld, die in zich zelf verwerpelijk was, toch te waardeeren en te genieten, en ook het aardsche bedrijf te veredelen. Want elk beroep had zijn symbolische betrekking op het hoogste en heiligste. De arbeid van den handwerker is de eeuwige generatie en incarnatie des Woords en de bond tusschen God en de ziel. [2] Zelfs tusschen de aardsche liefde en de goddelijke liepen de draden van het symbolisch contact. Het sterke religieuze individualisme, dat wil zeggen de cultiveering van de eigen ziel tot deugd en zaligheid, vond zijn heilzaam tegenwicht in het realisme en symbolisme, die het eigen leed, de eigen deugd, losmaakten uit de bijzonderheid van het persoonlijke, en ophieven in de sfeer van het universeele.

De zedelijke waarde van de symbolische denkwijze is onafscheidelijk van haar verbeeldingswaarde. De symbolische verbeelding is als de muziek op den tekst der logisch uitgedrukte leerstellingen. "En ce temps où la

  1. St. Bernard, Libellus ad quendam sacerdotem, bij Dion. Cart. De vita et regimine curatorum, t. XXXVII p. 222.
  2. Bonaventura, De reductione artium ad theologiam, Opera, ed. Paris, 1871, t. VII, p. 502.