Pagina:Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919).pdf/45

Deze pagina is proefgelezen

levendigen spot. Het is vooral de kerk, die het tooneel van fraaie en langdurige plichtplegingen behoort te zijn. Eerst bij de "offrande". Niemand wil het eerst zijn aalmoes op het altaar brengen.

"Passez. — Non feray. — Or avant!
Certes si ferez, ma cousine.
— Non feray. — Huchez (roept) no voisine,
Qu'elle doit mieux devant offrir.
— Vous ne le devriez souffrir,"
Dist la voisine; "n'appartient
A moy: offrez, qu'a vous ne tient
Que li prestres ne se delivre."[1]

Wanneer eindelijk de aanzienlijkste is voorgegaan, onder de nederige betuiging dit enkel te doen om er een eind aan te maken, volgt dezelfde strijd opnieuw bij het kussen van het "paesberd", "la paix", dat is het houten, zilveren of ivoren bordje, dat in de latere Middeleeuwen bij de mis na het Agnus Dei in zwang was gekomen ter vervanging van den vredeskus van mond tot mond.[2] Het was een vaste en langdurige stoornis van den dienst geworden, dat de paes onder de aanzienlijken van hand tot hand ging onder beleefde weigering, haar het eerst te kussen.

"Respondre doit la juene fame:
— Prenez, je ne prendray pas, dame.
— Si ferez, prenez, douce amie.
— Certes, je ne le prandray mie;
L'en me tendroit pour une sote.

— Baillez, damoiselle Marote.
— Non feray, Jhesucrist m'en gart!
Portez a ma dame Ermagart.
— Dame, prenez. — Saincte Marie,
Portez la paix a la baillie[3]
— Non, mais a la gouverneresse".[4]

Deze neemt haar eindelijk. — Zelfs een heilig en van de wereld afgestorven man als François de Paule acht het zijn plicht, aan deze fraaiigheden mee te doen,[5] en het wordt hem door zijn vrome vereerders als echte nederigheid aangerekend, waaruit blijkt, dat de ethische inhoud uit deze vormen nog niet geheel en al geweken was. De beteekenis van die vormen wordt overigens eerst recht duidelijk door het feit, dat zij de keerzijde waren van heftige en hardnekkige twisten om dienzelfden voorrang in de kerk, dien men elkander zoo hoffelijk wilde opdringen.[6] Het was een schoone en loffelijke verzaking van nog levendig gevoelden adellijken of burgerlijken hoogmoed.

De gansche kerkgang werd zoodoende als een menuet, want bij het uitgaan herhaalde zich de strijd; dan kwam de wedijver om den meerdere rechts te laten, het voorgaan over een vonder of door een steeg. Bij huis gekomen

  1. Alleen om u moet de priester wachten. Deschamps, IX Le miroir de mariage, p. 109/110.
  2. Verscheiden exemplaren van zulke "paix" bij Laborde, II nos. 43, 45, 75, 126, 140, 5293.
  3. De baljuwsche.
  4. Deschamps ib.; p. 300, vgl. VIII p. 156 ballade no. 1462; Molinet, V p. 195; Les cent nouvelles nouvelles, ed. Th. Wright, II p. 123; vgl. Les Quinze joyes de mariage p. 185.
  5. Canonisatieproces te Tours, Acta Sanctorum Apr. t. I p. 152.
  6. Over zulke rangtwisten onder den Hollandschen adel, waarop reeds even gewezen is door W. Moll, Kerkgeschiedenis van Nederland vóór de hervorming, Utrecht 1864-'69, 2 deelen (5 stukken) II 3 p. 2842, is uitvoerig gehandeld door H. Obreen, Bijdr. v. Vad. Gesch. en Oudhk. 4X p. 308.