Pagina:Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919).pdf/60

Deze pagina is proefgelezen
"Enfans, enfans, de moy, Adam, venuz,
Qui après Dieu suis peres premerain (eerste)
Créé de lui, tous estes descenduz
Naturelment de ma coste et d'Evain;
Vo mere fut. Comment est l'un villain
Et l'autre prant le nom de gentillesce
De vous, freres? dont vient tele noblesce?
Je ne le sçay, se ce n'est des vertus,
Et les villains de tout vice qui blesce:
Vous estes tous d'une pel revestus.

Quant Dieu me fist de la boe ou je fus,
Homme mortel, faible, pesant et vain,
Eve de moy, il nous crea tous nuz,
Mais l'esperit nous inspira a plain
Perpetuel, puis eusmes soif et faim,
Labour, dolour, et enfans en tristesce;
Pour noz pechiez enfantent a destresce
Toutes femmes; vilment estes conçuz.
Dont vient ce nom, villain, qui les cuers blesce?
Vous estes tous d'une pel revestuz.

Les roys puissans, les contes et les dus,
Li gouverneur du peuple et souverain,
Quant ilz naissent, de quoy sont ilz vestuz?
D'une orde pel.
Prince, pensez, sanz avoir en desdain
Les povres gens, que la mort tient le frain".[1]

Het is in overeenstemming met deze gedachten, wanneer geestdriftige vereerders van het ridderideaal somtijds opzettelijk de daden van boersche helden opteekenen, om den adel te leeren, "dat bij wijlen zij, die zij dorpers achten, van de grootste dapperheid bezield zijn".[2]

Want dit is de grond van al deze gedachten: dat de adel geroepen is, om door de naleving van het ridderideaal de wereld te schragen en te zuiveren. Het rechte leven en de rechte deugd der edelen is het heilmiddel der slechte tijden; daarvan hangt af het welzijn en de rust van kerk en koninkrijk, de gelding der gerechtigheid.[3] De oorlog is in de wereld gekomen met Caïn en Abel, en sedert vertakt onder goeden en slechten. Hem te beginnen is niet goed. Daarom is de zeer edele en zeer uitstekende stand der ridderschap ingesteld, om het volk, dat gemeenlijk het meest geteisterd wordt door de rampen van den krijg, te bewaren, te verdedigen en in rust te houden.[4] Twee zaken, luidt het in het leven van een der zuiverste vertegenwoordigers van het laat-middeleeuwsche ridderideaal, Boucicaut, zijn door God's wil in de wereld gezet als twee pijlers om de orde der goddelijke en menschelijke wetten te onderhouden; zonder hen zou de wereld niet dan verwarring zijn; die twee pijlers zijn ridderschap en wetenschap, "chevalerie et science, qui moult bien conviennent ensemble".[5] "Science, Foy et Chevalerie" zijn de drie leliën van ‘‘Le Chapel des fleurs de lis’‘ van Philippe de Vitri; zij vertegenwoordigen de drie standen; de ridderschap is geroepen, om de beide andere te behoeden en te beschermen.[6] Die gelijkwaardigheid van ridderschap en wetenschap, die ook spreekt uit de neiging

  1. Deschamps, VI p. 124 no. 1176.
  2. Molinet, II p. 104-107; Jean le Maire de Belges, Les chansons de Namur 1507.
  3. Chastellain. Le miroir des nobles hommes de France, VI p. 203, 211, 214.
  4. Le Jouvencel, ed. C. Favre et L. Lecestre (Soc. de l'hist. de France) 1887'89, 2 vol., I p. 13.
  5. Livre des faicts du mareschal de Boucicaut, Petitot. Coll. de mém., VI p. 375.
  6. Philippe de Vitri, Le chapel des fleurs de lis (1335), ed. A. Piaget, Romania XXVII 1898, p. 80ss.