Pagina:Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919).pdf/79

Deze pagina is proefgelezen

hing van een gouden keten, waarvan de letter S de schakels vormde, en zij beduidde "silence". Daar was Amadeus van Savoie met de Annonciade, Louis de Bourbon met het Gouden Schild, Coucy, die een keizerskroon gehoopt had, met de omgekeerde Kroon, de Beiersche hertogen van Holland-Henegouwen met hun Antonius-orde, het T-kruis met klokje, dat op sommige portretten de aandacht trekt.[1]

Eustache Deschamps parodieert die zucht naar ridderorden met een Ordre des fumeux, een Ordre de la baboue, een Ordre du collier, dat is de strop.[2]

De oorzaak, dat het Gulden Vlies boven allen opgang heeft gemaakt, is niet ver te zoeken. Het was de rijkdom der Bourgondiërs, die er achter zat. Misschien droeg er ook de bijzondere praal toe bij, waarmee de orde was uitgerust, en de gelukkige vinding van het symbool. Aanvankelijk was bij het Gulden Vlies alleen aan dat van Colchis gedacht. De vertelling van Jason was algemeen bekend; Froissart laat haar in een Pastourelle door een herder verhalen.[3] Maar aan Jason als fabelheld was een luchtje; hij had zijn trouw gebroken, en dit thema leende zich tot onaangename toespelingen op de politiek der Bourgondiërs jegens Frankrijk. Alain Chartier dichtte:

"A Dieu et aux gens detestable
Est menterie et trahison,
Pour ce n'est point mis à la table
Des preux l'image de Jason,
Qui pour emporter la toison
De Colcos se veult parjurer.
Larrecin ne se peult celer."[4]

Nu maakte Jean Germain, de geleerde bisschop van Chalons en kanselier der orde, Philips opmerkzaam op het vlies, dat Gideon spreidde en waar des hemels dauw op viel.[5] Het was een bijzonder gelukkige gedachte, want dit vlies van Gideon was een der treffendste symbolen van de bevruchting van Maria's schoot. Zoo verdrong de bijbelsche held den heiden als patroon van het Gulden Vlies, zoodat Jacques du Clercq zelfs kon beweren, dat Philips opzettelijk Jason niet gekozen had, omdat deze zijn trouw brak.[6] "Gedeonis signa" noemt een lofdichter van Karel den Stoute de orde,[7] maar anderen zooals de kroniekschrijver Theodericus Pauli blijven spreken van Vellus Jasonis. De opvolger van Jean Germain als kanselier der orde, bisschop Guillaume Fillastre, overtrof zijn voorganger en vond in de heilige schrift nog vier vliezen daarenboven: van Jacob, koning Mesa van Moab, Job en David.[8] Elk daarvan liet hij een deugd verbeelden, en aan elk der zes zou hij een boek wijden. Dit was ongetwijfeld "overdoing it"; Fillastre liet de gevlekte schapen van Jacob als symbool van justitia figureeren;[9] hij had eenvoudig alle plaatsen genomen, waar de Vulgaat het woord "vellus" heeft, een merkwaardig

  1. Boucicaut, I p, 504; Jorga. Ph, de Mézières, p. 83, 463(8); Romania. XXVI p. 395(1), 396(2); Deschamps. XI p. 28; Oeuvres du roi René, I p, xi; Monstrelet. V p. 449.
  2. Deschamps, no. 908/10. XI p. 232, 14, 68.
  3. Froissart. Poésies, ed. A. Scheler, (Acad, royale de Belgique) 1870-'72, 3 vol., II p. 341.
  4. Alain Chartier. La ballade de Fougères, p. 718.
  5. Richteren 6.
  6. La Marche, IV p. 164; Jacques du Clercq, II p. 6.
  7. Liber Karoleidos vs. 88 (Chron, rel. à l'hist, de Belg, sous la dom, des ducs de Bourg. III).
  8. Gen. 30.32; 4 Reg. (2 Kon.) 3.4; Job 31.20; Psalm 71.6. (Statenvert. 72.6: "nagras", waar Vulg. "vellus" heeft).
  9. Guillaume Fillastre. Le Second volume de la toison dor. Paris. Franc. Regnault, 1516, fol. 1, 2.