102
van klasse-bewustzijn en individueel bewustzijn, m.a.w. gansch hun weten en willen en handelen en strijden cijfert hij gemakshalve weg. Bij de beoordeeling van een geschiedstheorie, die vóór alles beoogt, de eeuwig voedende bron van het rijke zich altijd vernieuwende gedachtenleven der menschheid op te sporen, schuift Bernstein die menschheid zelve eenvoudig van de baan, zeggende, dat indien men een of ander voedend en stuwend element aanneemt, het zijn en wezen der menschen een minderwaardige beteekenis verkrijgt!
Men stelle zich voor een redeneering van deze kracht:
"Wie beweert dat eten absoluut beslist over het al of niet leven van den mensch, is een stofvergoder, die den mensch tot een levend werktuig van zijn voedsel verlaagt, en aan dat voedsel den voorrang toekent!"
Welke veelzijdige schakeeringen dat gedachtenleven kan aannemen, en hoe in de wereld van den geest alles op elkaar reageert, daarvan geeft Bernstein zelf ons een sterk sprekend bewijs. Hij meende het Marxisme te dooden en bezielt het juist met nieuw leven. Het is zijn eigenaardig, langzaam tot de oude burgerlijke ideologie terugkeerend bewustzijn—een bewustzijn waarin men zich geheel zou moeten kunnen verplaatsen, om het allervreemdst wangedrocht, dat hem als Marxistische theorie door de hersens spookt, te kunnen onderscheiden—het is zijn eigen bewustzijn, dat in de socialistische beweging een stuwende factor vormt, in zooverre, dat het anderen als spoorslag dient, om, voor de nog niet geheel bewusten in de beweging, de