4
neerde beweging, welke de natuurphilosophische theorie van Marx tot ondergrond heeft, legt hare pioniers op practisch terrein een zoo zware taak op de schouders, dat velen er toe komen dien ondergrond als bijzaak te beschouwen, en verloren te achten den tijd aan de verdere uitwerking der theorie besteed. De moeitevolle geduldige arbeid van den dag op den dag eischt volgens opvatting van sommigen aller aandacht, aller energie; beter is dus, zeggen dezen, te laten rusten datgene wat voor de klasse, om wier wel en wee het gaat, geen verdieping meer behoeft, aangezien de theorie van Marx haar weten en begrijpen zelf is. Maar het gevaar, dat de theorie aldus in een toestand van platonische rust zou verzinken, inboetend hare vitaliteit, dit gevaar wordt gelukkig bezworen door hare tallooze tegenstanders, opkomend één na één in de beweging zelve, en die allen meer wijsgeerig dan natuurwetenschappelijk geschoold zijn—met uitzondering van Bernstein. Deze wordt slechts van verre beïnvloed, dan door dezen dan door genen. Van de ideologische levensbeschouwing dwaalde hij naar die van Marx, van Marx naar de Neo-Kantianen, van hen naar Proudhon, van Proudhon weer naar Lange. Door een der Neo-Kantianen zelven wordt hem dientengevolge met wijsgeerige zachtzinnigheid aangeraden, Kant zelf wat grondiger te gaan bestudeeren.
De dubbele taak, Bernstein te kenschetsen—niet als sociaal politicus, hetgeen elders reeds geschiedde,[1]
- ↑ Bernstein und dass socialdemokratische Programm. Eine Anti-kritik von Karl Kautsky.