8
tal jaren van hun leven aan de studie van het Marxisme kunnen geven, waren toch te diep in hun klasse-inzicht geworteld, om zich tot die studie aangetrokken te voelen. De krasse onkunde bijv. van een geniaal vorscher als Haeckel aangaande de theorie van Marx, is kenschetsend voor al zijn medearbeiders op natuurgebied. In zijn jongste werk over de monistische philosophie verraadt hij die onkunde op bijna elke bladzijde, waarin hij zich verbaast over het zoo verre achterstaan "van de sociale wetenschappen bij de kennis van het natuurleven", zich bedroeft en ergert over ons hedendaagsche strafrecht, over den noodlottigen waan aangaande wilsvrijheid waarop het nog altijd berust. Hij is een veel waarachtiger aanhanger van de Marxistische theorie dan zij, die in Duitschland bij tientallen haar verminken, wijl zij een met zeven zegelen gesloten boek voor hen is. Doch dan, een weinig later, spreekt diezelfde Haeckel spottend over "de socialistische utopieën" waarbij hem klaarblijkelijk een der aardige sprookjes van Bellamy of het "alles samen deelen" voor den geest zweeft.
Waar deze volslagen onwetendheid in dit opzicht van een man als Haeckel te constateeren valt, moeten van hunne zijde de ernstige theoretici uit de school van Marx een zoodanig voorbeeld niet volgen, maar om der waarheid wille tot de natuurwetenschap gaan. Zij moeten niet, zooals in Duitschland soms voorkomt, het natuurwetenschappelijk "materialisme" afwijzen, maar het grondig gaan bestudeeren, zich er ten volle rekenschap van geven, dat dit "materialisme" niet