9
is een "stofleer", maar een monistische philosophie, die reeds door Spinoza ons in speculatieve beelding werd voorgespiegeld, en in de laatste helft dezer eeuw op geheel andere gronden en in gewijzigden vorm empirisch werd uitgewerkt.
Er bestaat geen klove tusschen het natuurwetenschappelijk "materialisme" en het historisch "materialisme". Die meening berust van beide zijden op een onvolledig inzicht—dat alleen kan worden verhelderd van de zijde der Marxisten, aangezien bij hen geen klasse-gevoel en klasse-tradities hun zoekensdrang belemmeren. De biologische wetenschappen zooals zij in onzen tijd vertegenwoordigd worden door een Darwin,een Huxley, een Haeckel, en vóór Darwin door een Goethe, een Lamarck zijn evenmin "materialistisch" in den naïef bekrompen zin, die dualistisch denkenden aan dat woord hechten, als de leer van Marx in dien zin materialistisch is.
De z.g. suprematie van de "stof" over den geest, die het woord schijnt aan te duiden, of het z.g. vooropstellen dat het denk- en zieleleven niets dan een "werking van de stof" zou wezen, is niets dan een schrikbeeld, te voorschijn geroepen door eigen onwetendheid omtrent de vorderingen der natuurkennis. Dientengevolge zal het gaan van de Marxistische theoretici tot de natuurwetenschap alweer nieuwe banen voor de cultuurleer openen, aan talloozen die er buiten staan een veel klaarder besef geven van den onstuimigen drang die de materialisten bezielt, om met terzijdestelling van alle gewoon egoïstische menschelijke drijfveeren, te