68
wet is het onmogelijk zich ooit geheel in het klassebewustzijn van den tegenstander te verplaatsen. Dit geldt ook in zekere mate voor het politiek of godsdienstig groepenbewustzijn, maar het klasse-bewustzijn is oppermachtig. Dit blijkt telkens, wanneer, op een oogenblik van scherpe botsingen, alle politieke en godsdienstige antagonisten hun geschillen voorbijzien, om als één man zich te scharen tegenover den klassetegenstander. Immers dáár is een alles beheerschende economische kracht als natuurwet aan het woord.
Hetzelfde verschijnsel doet zich voor bij de vrouw uit de bourgeoisie, waar het geldt haar strijd om wettelijke en maatschappelijke gelijkstelling met den man. Werd haar inzicht niet geheel beheerscht door haar klassebewustzijn, zij zou zich rekenschap geven zoowel van de historische oorzaken die haar bij den man achterstellen, als van die welke haar nopen den huidigen strijd te voeren. Doch de burger-feministe begrijpt noch het verleden noch het heden en ziet dus ook niet de te volgen richting. Verblind door haar klasse-ideologie vermoedt zij niet, dat het eenige wat haar omlaag houdt in onze cultuursamenlevingen is haar economische minderwaardigheid, gebleken door haar eeuwenlange concurrentie met den man. Het verdwijnen van het economisch recht van den sterkste, of het persoonlijk bezit, beteekent derhalve de verwezenlijking van hare in de laatste eeuw opgekomen zelfstandigheidsidealen.
In plaats van in volle klaarheid van visie mede te werken met de evolutionaire krachten, die niet alleen de bevrijding van den arbeid, maar ook de bevrijding