73
wat het bestaande zou omwentelen, beteekent de vernietiging van het hoogste en beste goed door de menschheid vergaard—de vernietiging van deugd, zedelijkheid, gerechtigheid, kunst, schoonheid.... volkomen te goeder trouw in hun overtuiging, dat zij zelven en zij alléén, met al hun privilegiën—kerkelijke en klasse-privilegiën—met hun klasse-gezag en heerschers-overmacht, vertegenwoordigen, belichamen dat hoogste en beste goed der menschheid, meenend in volle oprechtheid dat hun klasse: ondergang zou beduiden den ondergang der gansche beschaving, meenend, door te onderdrukken met alle kracht het vreemde, nieuwe, onbegrepene en gevreesde, te worstelen niet voor het heil van hun eigen klasse maar voor het heil van de geheele cultuurmenschheid.
Dit juist vormt den aard van hun klasse-bewustzijn, dit vormt hun visie, hun strijdkracht, de felheid van hun tegenstand, welke tegenstand in het evolutie-proces noodzakelijk is, om de kracht der zoo diep onderdrukten op te wekken. Door dien tegenstand worden de zoo lang vertrapten geprikkeld, geoefend, gedisciplineerd, geschoold, in staat gesteld eenmaal te vervullen de taak, hun door de historische evolutie op de schouders gelegd.
Het absoluut verschil van bewustzijn der teruggaande en opstijgende groepen, in hun door het verleden gevormde overtuiging tegenover elkander geplaatst, maakt het grandioze uit van den cultuurstrijd, zich door middel van het arbeidsproces tot dusverre in dien vorm openbarend.