Pagina:Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants Cesare Ripa 1644.djvu/413

Deze pagina is proefgelezen
391
Nedrigheyt. Humilita.Ootmoedigh verſoeck, &c.

bewijs van deſe ſelſaeme deughd verhaeltmen dat Balduinus de eerſte Koninck van Hieruſalem, hem ſeer needrigh vertoonde, ſeggende, wanneer hy de goude kroone weygerde, behoede my God, dat ick eene goude kroone ſoude draegen, daer de Heere Chriſtus, mijn Verloſſer, een doorne kroone gedragen heeft. En Dante ſeyt in zijn Paradijs: Alle andere middelen waeren ſpottelijck totte Gerechtigheyt, indien de Soone Gods ſich niet hadde verneedert om Menſch te werden.


Humilita. Nedrigheyt.


EEn Vrouwe in ’t wit gekleet, met neergeſlagen oogen, houdende in beyde armen een Lammeken.

De Nedrigheyt is ſoodanige Deughd des gemoeds, waer door de Menſch, ſich minder, als andere, acht te weſen, om met een vaerdige en vaſte wille andere te gehoorſaemen, met een voornemen om de gaeven Gods, die zy beſit, te verbergen, om geen oorſaecke of gelegentheyt te hebben, ſich te verhovaerdigen.

In ’t wit wortſe gekleet, om dat bekent is, dat de reynigheyt en ſuyverheyt des gemoeds, in den welgeſchickten en reedelijcken Menſche, deſe Needrigheyt baert, diewelcke genoeghſaem is om haere handelingen Gode aengenaem te maecken, die den Nedrigen zijne genaede geeft, en wederſtaet den wille der Hovaerdigen. Het Lammeken is het waerachtigh af beeldſel van een nedrigh en ootmoedigh Menſch: en hierom is Chriſtus op veele plaetſen in de Euangelien en van de Propheten, een Lammeken geheeten.


Humilta.


EEn Vrouwe die op de rechter ſchouder een gevult ſaxken draeght, en met de ſlincker hand een korfken met brood, zijnde met ſacken bekleet, treedende ſeer koſtelijcke kleeders met voeten.

Needrigheyt moet weſen een vrywillige onderwerpinge van zijns ſelfs gedachten, en dat uyt Liefde tot God, verſmaedende profijt en eere. ’t Selve wordt ons door deſe beeldeniſſe vertoont, diewelcke ſich konnende koſtelijck kleeden, verkieſt haer een ſack: het brood is een kenteycken, datſe ſich ſoberlijck verſorght, ſonder te hebben veele ſnoeperien of leckernien, achtende haer onwaerdigh het gemack van dit leven. Het ſaxken, dat haer beſwaert, is de gedachtniſſe van de ſonden, diewelcke den Geeſt der Nedrigen ter aerden druckt.


Humilta. Nedrigheyt.


EEn Vrouwe mette ſlincker hand voor de borſt, en de rechter uytgeſteecken en open, hebbende ’t aengeſicht ten Hemel gekeert, vertreedende met haere voeten een half doode Adder-ſlange, die rontom een ſpiegel, die in ſtucken en gebroken is, gekrult is, met een gewonde Leeuws kop, oock voor haere voeten.

De hand voor haere borſt, bediet, dat het herte de waerachtige ſitplaetſe is van de Nedrigheyt.

De opene rechter hand is een teycken dat de Needrigheyt moet getrouw en verdraeghſaem zijn, en niet als een Wolf, die met een Schaeps-vel bekleet is, om de Schapen dies te beter te verſlinden.

Door de Adder wort de Haet en Nijd uytgedruckt, door de Spiegel, de Liefde zijns ſelfs, en door de Leeuw de Hovaerdie. De Liefde zijns ſelfs maeckt weynigh wercks van de Needrigheyt, de Haet en Gramſchap zijn werckingen, die de kracht deſſelven wegh nemen, en de Hovaerdie bluſcht dieſelve uyt. Daerom moet men deſe dingen, met een vaſt en heyligh opſet, onder de voeten houden.


Supplicatio. Ootmoedigh verſoeck.


EEn Maeghdeken met Lauwer gekroont, hebbende in de ſlincker hand een korf vol alderleye ſchoone bloemkens en welrieckende blaeders en kruyden, die zy op een Autaer ſtroyt, en dat met ſeer groote eerbiedigheyt, aen de voet van ’t ſelve Outaer, is een bedde met groote en verſcheyden cierſelen.

De Romeynen hadden een gewoonte, wanneer zy iets van hare Goden wilden verſoecken,

ſoecken,