Pagina:In Het Jaar 2000 (Bellamy1890).djvu/139

Deze pagina is proefgelezen

131

—"Ik vrees, dat u zelfs deze troost niet baten zal," antwoordde Dr. Leete lachende. "In de eerste plaats beschouwen wij de dagbladpers volstrekt niet als de eenige of de beste kritiek van openbare zaken. Naar onze meening was het oordeel van uwe couranten over zulke onderwerpen gewoonlijk oppervlakkig en grof, bovendien sterk partijdig gekleurd en onnoodig bitter. In zoo verre als zij de publieke opinie uitdrukten, geven zij ons een ongunstig denkbeeld van de publieke ontwikkeling, in zooverre als zij de publieke opinie vormden, was het publiek te beklagen. Tegenwoordig, als een ingezeten wenscht een diepen indruk te weeg te brengen bij zijn mede-burgers, schrijft hij een boek of een brochure. Maar dat is niet, omdat wij geen tijdschriften of bladen hebben, of dat zij ook maar eenigszins onvrij zouden wezen. De dagelijksche pers is zoo ingericht, dat zij een beter orgaan van de openbare meening is dan zij zijn kon in uw tijd, toen het privaatkapitaal haar exploiteerde, voornamelijk als een geldmakerij en pas in de tweede plaats als mondstuk voor het volk."

—"Maar," zeide ik, "als de regeering de couranten drukt op algemeene kosten, hoe gaat het dan zonder hun toezicht? De regeering benoemt toch de redactie!"

—"De regeering betaalt de kosten niet en benoemt geen redacteuren, noch heeft eenigen invloed op de richting," hernam Dr. Leete. "De menschen, die de courant nemen betalen de kosten, kiezen den redacteur en zetten hem af als hij hun niet bevalt. Dat is toch zeker een vrije pers."

—"Dat geef ik toe," was mijn antwoord, "maar hoe kan dat in de praktijk?"

—"Dat is heel eenvoudig. Gesteld dat mijn buren of