138
van hen gehoord heb. Misschien heb ik ze heel goed gekend. Zou het niet aardig zijn dat ik u alles over uw grootvader zou kunnen vertellen?"
—"Heel aardig."
—"Bent u genoeg op de hoogte van uw geslachtsboom om te weten wie uw voorouders in Boston waren?"
—"O, zeker."
—"Misschien kunt u mij dan wel eens bij gelegenheid eenige van hun namen zeggen?"
Zij was bezig een onwillig takje groen in orde te maken en antwoordde niet dadelijk. Aan stappen op de trap was te hooren dat de andere leden van het huisgezin beneden kwamen.
—"Misschien, bij gelegenheid," zeide zij.
Na het ontbijt stelde Dr. Leete voor mij mede te nemen naar het centrale pakhuis om de distributie van de goederen in werking te zien die Edith mij beschreven had. Toen wij het huis verlieten, zeide ik:
—"Het is nu verscheidene dagen dat ik bij u woon op een zeer zonderlingen voet, of liever zonder eenige reden. Ik heb niet eerder over dezen kant van mijn positie gesproken, omdat er nog zooveel vreemdere kanten aan waren. Maar nu, daar ik eenigen grond onder mij ga gevoelen; en inzie dat, nu ik hier gekomen ben, ik hier blijven moet en doen wat ik kan, nu moet ik u over deze zaak spreken."
—"Wat uw verblijf in mijn huis aangaat," antwoordde Dr. Leete, "ik verzoek u het u daar niet lastig over te maken, want ik ben van plan u nog een heelen tijd te houden. Met al uw bescheidenheid zult u niet kunnen loochenen, dat zulk een gast als gij zijt een aanwinst is, waarvan men niet zoo spoedig afstand doet."