13
broeder van Edith Bartlett was in den oorlog gesneuveld, en op den Decoratie-Dag placht de familie een bezoek te brengen aan Mount-Auburn waar hij begraven was.
Ik had verlof gevraagd om van de partij te zijn en bij onzen terugkeer naar de stad tegen den avond, bleef ik eten bij de familie van mijne verloofde. In den salon, na het diner, nam ik een courant op en las van een nieuwe werkstaking in het bouw-vak, die waarschijnlijk de voltooiing van mijn ongelukkig huis nog langer zou ophouden. Ik herinner mij duidelijk hoe boos mij dit maakte en de vervloekingen, zoo krachtig als de tegenwoordigheid der dames toeliet, die ik uitsprak tegen de werklieden in het algemeen en deze stakers in het bijzonder. Ik ondervond overvloedigen bijval van het gezelschap, en de opmerkingen die in het gesprek dat nu volgde over het beginsellooze gedrag van de volksleiders gemaakt werden, waren geschikt om hunne ooren te doen suizen. Men was het er over eens dat de zaken van kwaad tot erger gingen, en dat men niet zeggen kon waar wij spoedig aan toe zouden zijn.
"Het ergste van alles," herinner ik mij dat Mevrouw Bartlett zeide, "is dat de werklieden over de geheele wereld gelijktijdig gek schijnen te worden. In Europa is het zelfs nog erger dan hier. Ik weet zeker dat ik daar in het geheel niet zou durven wonen. Onlangs vroeg ik Barlett waar wij zouden heengaan als al de vreeselijke dingen gebeurden, waarmede die socialisten ons bedreigen. Hij zeide dat hij geen andere streek kende waar de samenleving nu ordelijk genoemd kon worden behalve Groenland, Patagonië en China."—"Die Chineezen wisten wel wat zij deden," voegde iemand er bij, "toen zij weigerden om de westersche beschaving toe te laten. Zij wisten wat