Pagina:In Het Jaar 2000 (Bellamy1890).djvu/225

Deze pagina is proefgelezen

217

Bij een tweede aanraking vulde zich het vertrek opnieuw met de ernstige en sympathieke klanken, die reeds zulk een aangenamen indruk op mij gemaakt hadden.

"Ik neem de vrijheid te onderstellen dat een impressie door ons allen gedeeld is geworden, als een gevolg van deze poging om het verleden terug te roepen, en dat dit geweest is eene verbazing, grooter dan ooit te voren, wegens de machtige veranderingen die de korte spanne tijds van een enkele eeuw teweeggebracht heeft in den stoffelijken en zedelijken toestand van de menschheid.

"Niettemin, wat aangaat het verschil tusschen de armoede van de wereld en van het volk in de negentiende eeuw en hunnen rijkdom nu, is dit onderscheid mogelijk niet grooter dan te voren in de geschiedenis aanschouwd geworden was, niet grooter mogelijk dan tusschen de armoede van dit land in de vroegste koloniale periode in de zeventiende eeuw, en de betrekkelijk groote welvaart waartoe het was geklommen aan het eind van de negentiende, of tusschen het Engeland van Willem den Veroveraar en dat van Victoria. Ofschoon de gemiddelde rijkdom van een volk toen niet, zooals thans, een juisten maatstaf opleverde voor de groote menigte der menschen, verschaffen toch gevallen als de genoemde, ten deele juiste punten van vergelijking voor den zuiver stoffelijken kant van het contrast tusschen de negentiende en de twintigste eeuw. Maar als wij den moreelen kant van dit contrast beschouwen, bevinden wij ons tegenover een verschijnsel dat eenig is in de geschiedenis der wereld, hoe ver achterwaarts wij den blik ook mogen slaan. Iemand mocht bijna verontschuldiging vinden, die zou uitroepen:—Hier is, zeker, een wonder geschied! Evenwel, wanneer wij ijdel wonder prijsgeven, en het schijn-