223
leven van eenige gevoelige en edelaardige lieden ondraaglijk werd gemaakt door de hevigheid van hunne aandoeningen.
"Ofschoon het denkbeeld van de werkelijke eenheid van het menschelijk geslacht, de praktische broederschap onder de menschen, zeer verre verwijderd was van de opvatting als zedelijk axioma zooals wij het beschouwen, zou het toch een vergissing zijn, te onderstellen dat er geen geval bestond dat er mede overeenkwam. Ik zou u kunnen voorlezen stukken van groote schoonheid uit sommigen van hunne schrijvers, die bewijzen dat onze opvatting levendig beseft werd door enkelen en waarschijnlijk in mindere mate door velen. Bovendien moet men niet vergeten dat de negentiende eeuw in naam Christelijk was, en de omstandigheid dat de geheele maatschappelijke en industrieele inrichting de belichaming van, den onchristelijken geest was, moet eenigszins gewogen hebben bij de volgelingen van Christus, ofschoon ik moet erkennen dat dit zeer weinig was.
"Als wij onderzoeken waarom dit niet meer was, waarom, in het algemeen, lang nadat een overgroote meerderheid van de menschen gelijk dachten ten aanzien van de schreeuwende misbruiken van de bestaande maatschappelijke orde, zij haar niettemin duldden, of zich tevreden stelden met eenige kleine hervormingen, komen wij op een zonderling feit. Het werd ernstig geloofd door de beste menschen zelfs van dien tijd, dat de eenige vaste elementen in de menschelijke natuur, waarop een maatschappelijk stelsel veiliglijk kon worden gebouwd, hare slechtste neigingen waren. Zij hadden geleerd en zij geloofden dat hebzucht en zelfzucht de wereld bijeenhielden, en dat alle menschelijke